Heukelumse Luitenant-ter zee ten tijde van Napoleon.

 

Inleiding:
Het is al geruime tijd geleden, dat ik bij toeval ontdekte dat luitenant-ter-zee; Pieter Adrianus de Groot, op 16 mei 1783 te Heukelum geboren werd. Zijn ouders waren Pieter de Groot Lzn. en Adriana van Maurik of Mourik. Pieter Adrianus was een neef van kapitein-ter zee, Johan van Gennep (1728-1779), wiens tweede vrouw Elisabeth van Mourik heette, en die enige tijd in Gorinchem heeft gewoond.
De heer B.J. de Groot, destijds wonend te Heukelum en thans te Leerdam, verschafte mij wat aanvullende gegevens over de marineofficier, welke ik in dit verhaal over hem zal verwerken. Hij wist mij allereerst mee te delen, dat Pieter Adrianus de Groot tot zijn familie behoort en in de lidmatenlijst van de Hervormde gemeente van zijn geboorteplaats wordt genoemd op 24-26 juli 1798. Hij behoorde tot de Heukelumse drostenfamilie, die gewoond heeft in het huis “De Zwaan” tegenover het oude raadhuis.

Naar de marine:
De Groot stapte op 25 februari 1796 als kadet-elève bij de Bataafse Marine aan boord van de “Brutus”, een linieschip van 74 stukken. Op de dag vertrok hij in een eskader onder schout-bij-nacht Johan Arnold Bloys van Treslong vanuit Hellevoetsluis naar de Noordzee.
Op 2 maart 1797 ging hij met dit schip over naar een eskader onder vice-admiraal Hermaus Reyntjes, waarmee hij de volgende dag aankwam op de rede van Texel. Op 4 juni 1797 ging hij; nog steeds als leerling op de “Brutus”; weer terug naar het eskader van schout-bij-nacht Johan Arnold Bloys van Treslong, waarmee hij op 20 juni daaropvolgend terugkeerde naar de rede van Hellevoetsluis.
Al met al geen spannende avonturen, misschien de reden dat onze jeugdige Heukelumer dienst had genomen bij de oorlogsvloot.
Weldra zou hij echter betrokken raken bij een zeeslag.

De zeeslag bij Kamperduin:
Op 8 oktober 1797 bevindt De Groot zich met de “Brutus” op de Maasvlakte. Enkele dagen later, op 1 oktober 1797 vond de voor ons land fataal verlopen zeeslag bij Kamperduin plaats.
Voor gedetailleerde verslagen van dit zeegevecht verwijs ik u naar de literatuurlijst, afgedrukt aan het einde van dit artikel.
Aan boord van de “Brutus” vielen 10 doden en ongeveer 50 gewonden, waaronder Bloys van Treslong, die een arm verloor, een blessure waarvan hij gelukkig geheel herstelde, op het gemis van zijn arm na natuurlijk.

Verdere verrichtingen:
Op 12 oktober 1797 keerde het schip terug op de rede van Hellevoetsluis. Nog tot 17 september 1799 was de jonge zeeman uit het stadje aan de Linge, aan boorde van hetzelfde, voor die dagen grote, linieschip.
Zijn eskadercommandanten gedurende die tijd waren respectievelijk kapitein-ter-zee, Nicolaas Riemersma en schout-bij-nacht Pieter Jacob Gervais. Tussen 1 april en 11 november 1800 voer hij op de adviesbrik “Vlieg”. Gedurende deze plaatsing kwam hij ondermeer in het Engelse Sheerness, om krijgsgevangenen van de slag bij Kamperduin: waaronder de bevelhebber van de Bataafse vloot, vice-admiraal Jan Willem de Winter, uit te wisselen. Vervolgens zeilde De Groot (nog altijd op de “Vlieg”), vanuit Hellevoetsluis naar Yarmouth, als parlementariër (5 november 1800). Op de terugreis kwam de brik bij Vlissingen in een zware storm terecht, verloor het zijn masten en strandde het uiteindelijk op 9 november 1800. Men wist gelukkig weer los te geraken om twee dagen later Vlissingen te bereiken.
Zijn volgende oorlogsbodem was weer een groot linieschip en wel de “Johan de Witt”, waarop hij dienst deed van 11 november 1800 tot 15 september 1802, aanvankelijk in een eskader onder kapitein-ter zee der eerste klasse Jacob Claris, vlaggekapitein van vice-admiraal De Winter, daarna rechtstreeks onder bevel van eskadercommandant De Winter.
Tussen 24 en 27 oktober voer De Groot van Hellevoetsluis naar Vlissingen om deel te gaan uitmaken van een eskader onder kapitein-ter zee der eerste klasse Nicolaas Lemmers, waarna hij op 2 december 1801 in een eskader onder tijdelijk vice-admiraal Pieter Hartsinck werd geplaatst. Dit eskader vervoerde gedurende het tijdvak 4 januari tot 2,3 april 1802 Franse troepen van Vlissingen naar San Domingo, het oostelijk deel van het Caraïbische eiland Haïti. Nadat deze troepen daar waren ontscheept, zeilde men naar de oostkust van Noord-Amerika, waar men op 17 april 1802 aankwam. Van 11 mei tot 28 juni 1802 lag men op de rede van Hampton in de Chesepeakbaai.
Na al deze omzwervingen kwam De Groot op 15 augustus van datzelfde jaar weer in ons land aan, op de rede van Texel.

Op non-actief en tijdelijk in functie aan de wal:
Er volgde nu een periode van non-activiteit, die duurde van 15 september 1802 tot 26 april 1803. Gedurende deze tijd zal Pieter Adrianus de Groot wellicht in Heukelum te vinden zijn geweest.

Op 29 april 1803 werd hij bevorderd tot kadet der eerste klasse. Hij kreeg nu tijdelijk een functie aan de wal: van 1 juni 1803 tot 18 januari 1805 was hij instructeur bij het Kadetteninstituut voor de Marine der Bataafse Republiek te Hellevoetsluis. Intussen vond op 17 januari 1804 bevordering tot ordinaris (gewoon) luitenant-ter-zee der tweede klasse plaats.

Opnieuw naar zee:
18 Januari 1805 was het dan eindelijk weer zover en kreeg hij opnieuw een scheepsdek onder de voeten. In eerste instantie was dit het fregat “Orpheus” en vanaf 21 april 1805 het linieschip “Doggersbank”, ter rede van Texel in een eskader onder de reeds eerder genoemde vice-admiraal Jan Willem de Winter. Het fregat “Friesland”, waarop De Groot vanaf 8 oktober 1806 voer, was zijn laatste schip. Na 12 oktober 1806 bevond dit schip zich in een eskader onder schout-bij-nacht Willem Otto Bloys van Treslong, een neef van Johan Arnold.

Verdere loopbaan:
Af en toe kwam hij in zijn geboorteplaats. Zo logeerde hij daar onder andere van 1 t/m 3 juli 1807.
Zijn carrière wil ik van nu af aan in vogelvlucht doornemen.
Vanaf 29 september 1807 bevond hij zich met de “Friesland” in een eskader onder kapitein-ter-zee der eerste klasse Hendrik Alexander Ruysch, vanaf 22 februari 1808 in een eskader onder schout-bij-nacht Gerrit Verdooren van Asperen. Weer een jaar later is het fregat een onderdeel van een eskader onder brigadier Constantijn Johan Wolterbeek, zich ophoudende op de Maas. Dit duurde maar kort, want vanaf 1 april 1808 is De Groot met de “Friesland” te Vlissingen in een auxiliair eskader onder schout-bij-nacht Nicolaas Lemmers.

Bevordering tot luitenant-ter-zee:
Datum van deze bevordering was 1 juni 1808.
Veel spannende dingen vallen er over deze jaren niet te vertellen. Na 7 april 1809 maakt hij deel uit van een eskader onder kolonel-ter-zee Johannes Marinus Polders, vlaggekapitein op de “Brutus” tijdens de slag bij Kamperduin, een oude bekende zouden we dus kunnen zeggen.

Laatste levensjaren:
We schrijven 29 juli 1809. Het eskader waarvan De Groot deel uitmaakt wijkt bij nadering van de Engelse vloot in oostelijke richting uit, varend op de Westerschelde. Men zeilt tot voorbij de forten Lillo en Liefkenshoek bij Antwerpen.
Op 22 november 1810 vond er een ontploffing plaats in de kruitkamer van de “Friesland”, waarbij 3 doden en zes gewonden vielen. Op 12 december 1810 wordt Pieter Adrianus de Groot, bij de over, gang van de marine naar de Franse-lieutenant de vaisseau. Op 12 maart 1811 bereikte het ernstig beschadigde fregat “Friesland” Vlissingen vanuit Antwerpen. De Engelsen hebben zich inmiddels, na Vlissingen, zwaar beschadigd te hebben, teruggetrokken.
De heer B.J. de Groot deelde mij mede, dat Pieter Adrianus op 8 mei 1813 ongehuwd is overleden.

Bas van Beuzekom.
Gorinchem

Literatuur (met name voor wat betreft de zeeslag bij Kamperduin)
– mr. J.M.G.A. Dronkers: De admiraals van het Koninkrijk Holland, Den Haag, 1973
– dr. S.J. de Groot: Schout-bij-nacht J.A. Bloys van Treslong (1757-1824). Terecht een zondebok of niet? In: Tijdschrift voor zeegeschiedenis, jaargang 13, 1994 nummer 3, blz. 131 t/m 147
– mr. J.C. de Jonge: Geschiedenis van het Nederlandsche Zeewezen. Deel V, tweede druk, Haarlem 1861
– J.C. Mollema: Geschiedenis van Nederland ter zee III, Amsterdam, 1941, blz. 381 t/m 399

Jaargang 26, nr. 2