Inleiding
Op 1 december 1983 was het een eeuw gelden, dat de spoorweg Gorinchem – Leerdam – Geldermalsen geopend werd.
In Leerdam ging dat met grote feestelijkheden gepaard. Op zaterdag 1 december 1883 vertrok ’s morgens een feesttrein van Gorinchem naar Geldermalsen, nadat de festiviteiten met kanonschoten geopend waren.
Na aankomst van de feesttrein werd voor het station een optocht geformeerd. Deze bestond uit een voorwacht te paard met vendel, een heraut en diverse muziek- en zangverenigingen, waaronder de nog bestaande muziekvereniging “Kunstliefde en Vriendschap”. Met de genodigden trok men naar het gemeentehuis.
Daar ontving de toenmalige burgemeester Jeekel de feestcommissie in zijn functie van ere-voorzitter. Voor de kinderen waren er die dag spelen, zoals zaklopen, turftellen, sprietlopen en bollenbijten. Die avond was Leerdam mooi verlicht. Op het stationsplein werd er vuurwerk afgestoken. Tot slot van die dag werd er in zaal ”Kunstmin” een volksconcert gegeven.

De voorgeschiedenis
Reeds in 1855 deed de gemeenteraad van Gorinchem in een uitvoerig schrijven aan Koning Willem III het “eerbiedige verzoek, dat de verbinding der Nederlandsche met de Belgische spoorbanen, welke naar zij menen thans een onderwerp is van ernstige overweging bij ’s Lands Hooge Regeering regtstreeks van Utrecht langs Gorinchem moge geleid worden”.
Let u op de kruiperigheid, waarmede in die dagen zo’n verzoek werd gedaan. Een jaar later ging wederom een schrijven van de Gorinchemse gemeenteraad naar de Koning.
Men sprak daarin de vrees uit, dat Gorinchem de zo gewenste spoorlijn niet zou krijgen. Verder lezen we, “dat de tegenwoordige ligging der Spoorwegen aan Gorinchem thans reeds groote schade heeft berokkend en dat zij bij het aanleggen van eenen weg van ‘s Hertogenbosch over Tiel of Zalt-Boemel (dus niet Bommel v/G.) zeker nog meer benadeeld zoude worden en waarschijnlijk haren wissen ondergang zoude te gemoet gaan”.
Er werden tussen 1857 en 1875 door particulieren nog diverse pogingen gedaan om een “concessie” voor het aanleggen van een spoorlijn, ook langs Gorinchem lopend, te krijgen.
Een zekere heer Soeters vroeg in februari 1860 vergunning aan voor een “paardijzerbaan” van ’s Gravenhage over Gouda en Gorinchem naar Breda. Geen van die plannen of verzoeken had echter resultaat.
Toen in het jaar 1875 door de regering een plan op tafel gelegd werd om meerdere spoorlijnen in het land te doen aanleggen, kreeg alles vastere vorm. Daaronder was ook de lijn Dordrecht – Gorinchem – Tiel – Elst.

De verdere verbindingen
Het eerst werd dus op zaterdag 1 december 1883 de lijn Geldermalsen – Leerdam – Gorinchem geopend. Pas op 14 juli 1885 volgde de opening van de lijn Gorinchem – Dordrecht, hetgeen ook in Gorinchem, evenals 1½ jaar daarvoor te Leerdam, met grote feestelijkheden gepaard ging.
De stafmuziek van het 6e Regiment Infanterie uit Breda liet zich de hele dag horen. Er werden luchtballons opgelaten, volksvermakelijkheden georganiseerd en de dag werd ook daar met een groot vuurwerk besloten.
Twee dagen later, op donderdag 16 juli 1885, gingen de treinen op de spoorlijn Dordrecht – Geldermalsen – Nijmegen officieel rijden en dat is gelukkig tot op de huidige dag nog het geval.
Dat de lijn in een behoefte voorzag blijkt wel uit de vervoerde goederen. In 1885 was dat 189 ton, maar in 1909 al 1890 ton. In 24 jaar dus een vertienvoudiging.
Er aren in de begintijd veel meer halten en stopplaatsen. Met de komst van de autobus vervoelen deze. Het is aardig om te weten, dat de rijtijd Dordrecht – Geldermalsen omstreeks 1900 1½ uur was en thans de helft, dus drie kwartier geworden is.
Hoe gemoedelijk het in het verleden toeging moge blijken uit het “op tijdig gedaan” verzoek stoppen van de trein bij Giessendam-Oudekerk. Dit “tijdig verzoek” zal vermoedelijk wel door handopsteken plaatsgevonden hebben.

Nog enkele gegevens
Het stationsgebouw van leerdam werd gebouwd door de aannemers J. en B. Witzand uit Almelo en opgeleverd op 8 oktober 1882. Zij bouwden ook de stationsgebouwen van Gorinchem en Beesd. De eerste Leerdamse stationschef was de heer H.M. Baesjou van 1 dec. 1883 tot 14 okt. 1890.
In 1891 liepen er tussen Gorinchem en Geldermalsen per dag 13 personen- en twee goederentreinen. In 1916 waren er dat in de zomer 22 en in de winter 20 personentreinen.
Een op 7 maart 1887 aangestelde “assistent in de buitendienst” had een bezoldiging van f 405,60 per jaar. Toen diezelfde man op 19 mart 1925 de dienst bij de spoorwegen verliet als “Eerste Haltechef” ontving hij per jaar f 2571,88, dus ruim het zesvoudige.

De spoorlijn tussen 1940 en 1945
De oorlogsjaren gingen ook voor de spoorlijn niet zonder schokkende gebeurtenissen voorbij. Bruggen werden vernield, treinen vanuit de lucht beschoten, enz.
Reeds op 14 mei 1940 trof een “verdwaalde” bom de brug bij Beesd. Deze stortte in en versperde de lijn totaal.
Op die dag werd ook nog een overspanning bij Baanhoek (Sliedrecht-Papendrecht) opgeblazen. Twee in een fabriek gereedliggende bruggen bestemd voor de overbrugging van het Amsterdam-Rijnkanaal bij Schalkwijk werden gebruikt om de overbrugging te herstellen. Op 1 oktober 1940 was dat karwei al geklaard.
In 1947 werd de spoorwegverbinding Dordrecht-Sliedrecht weer hersteld. Dit kon, omdat de bruggen over de Merwede bij Baanhoek en over het wantij bij Dordrecht provisorisch gemaakt waren.
Reeds in september 1945 was echter een beperkte treindienst tussen Sliedrecht en Geldermalsen al weer mogelijk geweest.

Op vrijdag 27 november 1942 gebeurde er te Sliedrecht een ernstig spoorwegongeluk. Een locomotief en vier wagens werden beschadigd en vernietigd. Maar erger was, dat bij dit ongeluk twaalf mensen gedood en vijftig gewond werden. De burgemeester van Sliedrecht meldde dit alles op 28 nov. 1942 aan de “Wehrmachtkommandatur te Gorinchem” in een in het Duits gesteld schrijven. Dit laatste moest gebeuren op grond van één of andere door de bezetters gemaakte bepaling.

Een wel heel bijzondere gebeurtenis was de algehele spoorwegstaking van september 1944 tot het eind van de oorlog in mei 1945. Overal legden de mensen van de spoorwegen het werk neer, uiteraard ook te Leerdam. Men dook onder of bleef gewoon thuis. De bezetter had hierop vermoedelijk niet gerekend en was kennelijk door de toen reeds intredende ontbinding van zijn macht niet meer in staat er tegen op te treden.
Dat zelfs in of direct na de nare oorlogstijd toch altijd nog gevoel voor humor bleef, bleek duidelijk in Gorinchem. In de zomer van 1945 begonnen daar de spoorwegmannen hun werk weer met het maken van een praalwagen, een coupé van een trein voorstellende. Het opschrift er op luidde:

“Na maanden rust
Arbeidslust
Wat een bof
Zonder mof ”.

v. G.

Jaargang 3 nr. 4 en 5