Het museum van Leerdam is in het bezit van veel archeologische vondsten van het verdwenen kasteel De Leyenburg. Laten we eens dieper op de geschiedenis van het kasteel ingaan.

De eerste vraag, die we ons moeten stellen is: Waar lag dit kasteel? Welnu, we moeten de ligging ongeveer zoeken op de plaats waar zich nu het viaduct in de weg Deil-Gorinchem bevindt, de A15 bij Leuven. De eerste sporen zij gevonden in 1961, toen een gedeelte van de toen enkelbaans autoweg ter hoogte van de kruising met de provinciale autoweg werd verbreed. Bij de ombouw van de oude autoweg tot moderne autosnelweg werden in 1963/64 de verdere resten van het verdwenen kasteel blootgelegd.
Overigens was de kasteelheuvel al omstreeks 1910 weggegraven. Deze droeg de naam Zwijnsheuvel.

De bouw van het kasteel moet ongeveer in 1340 zijn begonnen. Uit de leenregisters van de graven van Holland blijkt, dat de vergunning werd verleend voor het tolvrij vervoeren van de benodigde bouwmaterialen. Het kasteel bestond uit een voorburcht van 25 x 25 meter en een hoofdburcht van 30 x 40 meter. Van de indeling van beide gebouwen was helaas weinig meer over, daar tijdens de afgraving van de heuvel veel muren gesloopt schijnen te zijn.
De voorburcht moet een voorganger gehad hebben, die noordelijk van de hoofdburcht lag. Daar op die plaats de autoweg lag, was verder onderzoek niet mogelijk. Aanwijzingen werden gevormd door een stel brugplaten en muurfragmenten van een ingangspartij.
Bij de bouw van de voorburcht heeft men deze eerst volgeslagen met zware palen, 30 à 35 cm in het vierkant. Dit om te voorkomen, dat de muren door de grond zouden worden weggedrukt. De meeste palen waren “beslagen”, dus vierkant gehakt. Achter deze palen waren planken aangebracht. Buiten deze houten afzetting om is de muur gemetseld van ongeveer één meter dikte. Toch zijn deze palen niet in staat gebleken de gronddruk tegen te houden, want bijna alle helden naar buiten over. Hierdoor hebben ze ook de muur weer omgedrukt. Deze is dan ook geheel rond gaan staan en gebroken.

De bouwtijd van de voorburcht schijnt zich wel te beperken tot hoogstens twee perioden. Afwijkend van de oorspronkelijke bouw zijn nog de resten van een afvoergoot gevonden, waarschijnlijk van stallen en een ronde waterput.

Rondom de voor- en hoofdburcht was een brede gracht. Hierdoor was een brug tussen beide gebouwen nodig. Een paar staande palen, nog voorzien van pennen, waarop een dwarsbalk steunde, zijn opgegraven. Uit de gronddoorsneden bleek, dat buiten de muren een schuin aarden talud naar het water had gelopen. De muren stonden dus niet direct in het water.
De fundering van de hoofdburcht bestaat geheel uit hout. Boomstammen in de lengterichting van de muren zijn dwars verbonden door dunnere stammen of dikke takken, ook wel slieten genoemd. Ook werden slieten wel onderop gelegd en hierover is dan een vloer van planken aangelegd.
Door de al genoemde afgraving was een reconstructie van de indeling van de hoofdburcht niet meer mogelijk. In de hoofdburcht zijn wel meerdere bouwperioden te herkennen.
Naast de oudste ingangspartij heeft men een rond uitspringende toren gebouwd om de toegang te kunnen bestrijken.
Tot de laatste bouwperiode behoort een donjon gelegen aan de noordzijde. Dit is een woon- en verdedigingstoren, die men veel bij kastelen uit deze tijd aantreft. Bij de bouw van deze donjon schijnt men het loopvlak binnen het kasteel opnieuw sterk opgehoogd te hebben. Een maatregel in verband met herhaalde overstromingen?
De plaats van de donjon kwam enigszins vreemd over. De toren wan namelijk niet alleen wat scheef gesitueerd, maar stond in afwijking van de gewoonte uit die tijd, te ver van de ingang af. Dit geeft aanleiding om te denken, dat men de burcht ook eens heeft ingekrompen.

Wanneer het kasteel de Leyenburg is afgebroken, is niet bekend. Of is het belegerd en verwoest? We weten het niet. Van het gebouw is althans niets meer over. De gevonden funderingen zijn verwijderd en de stenen gebruikt voor de restauratie van andere gebouwen.

Wat ons nog rest zijn vele gave en gedeeltelijk gebroken resten van gebruiksaardewerk.

De herinnering aan de heren van Leyenburg wordt nog bewaard in een straatnaam: de Van Leyenburgstraat in de Drossaardswijk in Leerdam-Noord. Deze straat is genoemd naar Arent van Leyenburg, welke op 28 juli 1412 door Willem VI, graaf van Holland, tot drossaard en rentmeester van het Land van Arkel en Van der Leede, van de steden Gorinchem en Leerdam en van Schoonrewoerd, wordt benoemd. Dit was in de tijd van de Arkelse oorlogen op het moment, dat de Arkels hun gebieden aan de Hollandse graaf moesten overdragen. Arent van Leyenburg komt voor het eerst voor in 1377 en krijgt in 1386 het kasteel, dat we hierboven beschreven, van zijn broer. Onze drossaard stamt uit een tak van het geslacht van de Arkels. In 1377 is hij reeds ridder, zodat zijn geboortejaar op 1350 – 1355 gesteld kan worden. Behalve het huis de Leyenburg heeft hij ook bezittingen in het westen van Holland. In 1399 is hij baljuw en rentmeester van Amstelland, Waterland en van de Zeevanck. Na de dood van hertog Albrecht schijnt hij in onmin met hertog Willem VI te zijn geraakt en de zijde van de Geldersen te hebben gekozen. Later werden zijn Hollandse lenen in beslag genomen, maar in 1406 weer teruggegeven na een verzoening met de hertog. In 1410 ontvangt hij elfs een bijdrage in de reparatie van het kasteel de Leyenburg. In de strijd, die de hertog (als graaf van Holland) met de Arkels voerde, stond heer Arent aan de zijde van de hertog. Arent van Leyenburg was gehuwd met Heylwich van Arkel en Noordeloos en had zodoende ook bezittingen in deze laatst genoemde plaats. Hij is overlden vóór 25 september 1426.

Blom

Jaargang 2 nr. 1