Inleiding
Op de lagere school hebben we geleerd, dat de Verenigde Oost-Indische Compagnie (V.O.C.) schepen naar Oost-Indië zond om daar handel te drijven. Na ruim twee jaren kwam zo’n schip terug, vooral gevuld met specerijen, die veel geld opbrachten. Echter niet ieder, die vertrok kwam in het vaderland terug. Van één zo’n onfortuinlijke reis in 1749 wordt in het volgende verslag gedaan, omdat dit schip nu in het middelpunt van de belangstelling staat.

De tocht van “De Amsterdam”
Eind augustus/begin september 1985 verschenen in verschillende dagbladen een aantal artikelen over “De Amsterdam”, eens schip van de V.O.C. dat aan de Engelse zuidkust verging. Reeds enkele jaren tracht men dit schip te bergen, omdat het een goed voorbeeld zou zijn van de bouw van schepen uit die tijd. Het schip is na het vergaan geheel onder het zand bedolven. Daardoor werd het niet uit elkaar geslagen, zoals andere schepen van de V.O.C., die men tot dusverre vond. Alle voorwerpen aan boord bleven ter plaatse. Nu hoopt men door alles voorzichtig op te duiken een goed inzicht te krijgen van het leven in die tijd aan boord van zo’n schip.

Waarom is dit schip ook voor Leerdam van betekenis?
Men heeft in de archieven van de V.O.C. over “De Amsterdam” de lijsten van de bemanning gevonden. Daaruit blijkt, dat er drie scheepsjongens aan boord waren. Van twee jongens kon men de verdere levensloop nagaan, maar van de derde niet. Het lijk van de derde scheepsjongen had men reeds jaren geleden gevonden. Deze jongen heette Adrianus Welgevaren, zoon van Boudewijn Welgevaren en Adriana ten Hout en geboren in Leerdam. Nu wordt onze nieuwsgierigheid geprikkeld.
Wat weten we van dit gezin en waarom behoorde hij niet tot de geredden? Voor de beantwoording van de eerste vraag slaan we het doopregister op. Het blijkt dan dat uit het huwelijk van Boudewijn Welgevaren en Adriana ten Hout vijf kinderen geboren waren: drie meisjes en twee jongens. Eén van de jongens overleed vóór 1749. Alleen Adrianus bleef in leven. Hij was toen ongeveer vijftien jaar oud. Dit stemde overeen met het gevonden skelet. Vader Boudewijn Welgevaren was afkomstig uit een Delftse familie, die vijf geslachten lang kapiteins leverde op de schepen van de V.O.C. Geen wonder, dat hij ook zijn zoon in dienst zag bij deze grote maatschappij en dat Adrianus scheepsjongen werd op het nieuwe schip “De Amsterdam”.
Waar woonde deze familie in Leerdam? Uit de lijsten van de verkochte huizen blijkt, dat Welgevaren inwoonde bij zijn schoonvader ten Hout en in de Nieuwstraat woonde. Bij de verkoop van een huis werd vermeld dat dit huis aan één zijde belend werd door de stadsschool (nu het filmtheater) en aan de andere zijde door het huis van Jan Hendrik ten Hout. Dus ongeveer op de plaats, waar nu (we schrijven 1985) het pand van Verstegen “Het Span Moorkoppen” is.

De reis van “De Amsterdam”
De reis van “De Amsterdam” was al direct vol tegenslagen. Door tegenwind duurde het al meer dan een week eer men op de rede van Texel arriveerde. Daar wachtte men enige tijd eer men uit kon varen. Intussen waren reeds verscheidene zieken aan boord. Niet alleen door zeeziekte, maar vooral door de manier waarop de soldaten, die mee moesten, geworven waren. De “zielverkopers” van Amsterdam wisten er wel raad mee om aan voldoende soldaten te komen. Ze gingen de zeemanskroegen rond. Daar vonden zij allerlei personen, die aan lager wal geraakt waren. Deze mensen voerde men dronken. Als ze dan zowat beneveld waren, liet men hen een handtekening plaatsen op een papier dat ze toch niet lezen konden. Daarmee verbonden zij zich om als soldaat dienst te nemen. Ze kregen dan enig handgeld. Opdat ze niet zouden ontvluchten werden ze in allerlei “herbergen” ondergebracht. Hier heersten allerlei besmettelijke ziekten: dat bleek pas na enige weken als ze al aan boord waren. Ook onderdeks woedden deze ziekten verder. Zodoende waren velen reeds op de rede van Texel ziek. Of Adrianus Welgevaren toen ook al besmet was?
Op de Noordzee kreeg “De Amsterdam” weer veel tegenwind. Het duurde een week eer ze ter hoogte van Zuid-Engeland gekomen waren. Weer brak er een storm los. Hoewel de kapitein zijn best deed om het schip buiten de gevaarlijke kust te houden, mislukte dit en het schip strandde. Omdat “De Amsterdam” vrij hoog op het strand terecht kwam, konden velen hun leven redden. Of dat Adrianus Welgevaren te ziek was, of dat er een andere reden voor was, is niet te zeggen. Zijn ljk werd later gevonden onder de kajuitshut van de kapitein. Daar was zijn eigen verblijf. Heeft hij getracht iets van zijn eigen koopwaren te redden? Het is bekend dat de kapiteins van de schepen van de V.O.C. ook enige koopwaren aan boord hadden. Hierdoor hadden zij een extra salaris. Dat had zijn vader ook gedaan en die heeft dat zijn zoon ook al ingeprent. Is dit Adrianus noodlottig geworden? We kunnen er niets van zeggen. De Leerdamse scheepsjongen heeft hier zijn einde gevonden. Omdat dit schip vrijwel onder het zand verdween is het bijna niet geplunderd. Er is veel in takt gebleven en dat verhoogt de waarde van het wrak heel sterk. Men kan het zand niet wegbaggeren, omdat het bij elke vloed weer onder het zand verdwijnt. Daarom heeft men het laatset jaar een damwand om het schip geslagen, zodat de werkzaamheden nu ongestoord voortgang konden vinden. Men kon nu bij minder gunstig weer ook werken en men heeft al heel wat vondsten gedaan.

R. v.d. Berg

Jaargang 5 nr. 4