Deze op het eerste gezicht wat merkwaardige naam gaf het gerecht van de “Stadt en Graafschappe Leerdam” in 1758 aan een stukje grond gelegen buiten de veerpoort. De aanleiding tot dit besluit was het overlijden van Willem Verwey, terwijl hij gevangen zat in de hoogpoort.
Waarom gaf dat overlijden aanleiding tot dit besluit? Voor goed begrip bezien we eerst de begraafgewoonte in die tijd. Tot in het begin van de 19e eeuw werden de doden in Leerdam, zoals overigens elders, in de kerk of in de tuin(hof) van de kerk begraven.
Een plaats in de kerk kostte f 2,00 tot f 4,00 (in het zuiderkoor). In de tuin varieerde het bedrag van vier stuivers tot f 2,00. De armen werden in de tuin pro Deo begraven.
De begraafregisters zijn niet altijd nauwkeurig bijgehouden, vooral als het minder bedeelden betrof. Dan werd dikwijls zelfs de naam van de overledene niet ingeschreven. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de volgende aantekeningen:
2 jan. 1729 begraven de vrouw die bij Gerije van Dort heeft gewoond; 4 juli 1729 begaven rooije Jacob; 21 sept. 1729 het kind van Marie en op 28 sept. de vrouw van Arie.
Van zulke aantekeningen staan er nog meer in dit register. Blijkbaar was der naam van ene arme niet zo belangrijk. Evenwel arm of rijk, ze werden in of om de kerk begraven.
Er was daar echter geen plaats voor het stoffelijk overschot van hen, die door het gerecht in Leerdam ter dood waren veroordeeld. Na het voltrekken van het vonnis werd het overschot buiten de stad ter afschrikking op het daar gelegen veld of andere afzonderlijke plaats begraven. In 1758 deed zich echter een geval voor waarmee de subdrost Jacobus Hofman geen raad wist.
De gevangen Willem Verwey was in de hoogpoort overleden voor het gerecht tot een uitspraak was gekomen omtrent zijn eventuele schuld aan het misdrijf waarvoor hij gevangen zat. Zijn schuld was dus nog niet vastgesteld. Hij was toen hij stierf nog verdachte.

Waar moest deze man worden begraven? In de kerk of in de hof van de kerk? Maar als hij schuldig was aan hetgeen waarvan men hem betichtte, dan moest hij op het galgenveld worden begraven. De subdrost J. Hofman kon of wilde in deze zaak geen beslissing nemen. Hij stuurde daarom een request aan “de Edele en Agtbare Gerechte der Stadt en Graafschappe Leerdam” met het verzoek hem op te dragen hoe hij in deze moest handelen.

Naar aanleiding van dit verzoek, machtigt dat gerecht op 8 april 1758 de subdrost het lijk van Willem Verwey te laten begraven aan de zuidzijde van de schutskooi buiten de veerpoort. Daarbij werd tevens bepaald dat die plaats “van nu voortaan sal werden genaamt: het verlooren kerkhof”.
Ondanks de bepaling dat die plaats voortaan het verlooren kerkhof zou worden genoemd, is die naam toch in de vergetelheid geraakt. Ik kan mij niet herinneren hem ooit gehoord te hebben.
Ook de plaats van dat kerkhof lijkt mij niet meer nauwkeurig vast te stellen; daarvoor is de situatie ter plaatse te veel gewijzigd.
Wat de naam van het kerkhof betreft, die is niet zo vreemd als het op het eerste gezicht (gehoor) lijkt, als we hem vergelijken met de uitdrukking “een verloren hoek” d.w.z. een uithoek.

E.J.C. de Veer

Jaargang 9 nr. 2