Een aanbesteding van de veerpont naar Asperen

Naar aanleiding van het artikeltje over het veer naar Asperen ontving ik een mededeling van ons lid E.J.C. de Veer over de afmetingen van de afgebeelde boot. Hij verwees daarbij naar de aanbesteding van een nieuwe pont in 1783.
Omdat het interessant leek er iets meer over te kunnen vermelden, heb ik deze aanbesteding nagezocht in de archieven van de Nassause Domeinraad, nr.7650d. Aanbesteders waren de rentmeester Bierman, namens de Graaf van Leerdam en de rentmeester van Jonker Philip, heer van Boetselaar, de heer van Asperen. Beide heren waren immers eigenaar van het veer.
Tevoren had de veerman Jan van Heemert reeds enige jaren geklaagd over de vervallen toestand van de boot. Hij was verplicht deze op zijn kosten te onderhouden, maar dat gaf zoveel onkosten, dat hij reeds drie jaren niet in staat was geweest de pacht van f 200,- per jaar te betalen.
Hoe nauwkeurig zo’n aanbesteding ook in die tijd verliep, bleek in de gevonden papieren. Alle maten weren opgegeven in Wezelse maat, waarbij 11 duimen in een voet gingen. We moeten er hierbij omdenken, dat de meter nog niet was ingevoerd. Die kwam eerst na 1800 in gebruik. Blijkbaar gold bij schepen toen de Wezelse maat en niet de Rijnlandse of Amsterdamse voet of de el.
De afmetingen van de pont worden als volgt omschreven: lengte 44 voet, dus ongeveer 13 meter; breedte in het midden 12½ voet, ongeveer 3,75 meter; aan de einden 9 voet en 8 duim, dat is bijna 3 meter; de bodem moest in het midden 10 voet 8 duim zijn en de hoogte van de boorden 3 voet en 3 duim. Verder volgen nog enige duidelijke mededelingen over het hout. Het bodemvlak en de boorden moeten uit planken bestaan ter aangegeven lengte, breed 1½ voet en na het afwerken nog 2 duim dik. De ribben moeten gemaakt worden uit kromgegroeid hout, dus niet gebogen, enz. Aan het grenen hout mocht geen spinthout zitten. Verder moest het hout na het zagen drie weken in het water liggen en dan drogen. Eer het verwerkt werd, moest het worden gekeurd. Voor zover er geen houten pennen gebruikt konden worden, moesten eigengemaakte spijkers worden gebruikt. Ook het andere ijzerwerk moest zijn van taai Zweeds ijzer. Natuurlijk behoorden er kettingen bij. Nog twee bruggen, ieder lang 7 voet en breed 10 voet om gemakkelijk in en uit de boot te komen. Deze bruggen moesten aan de kop van de boot vastgemaakt kunnen worden.
De heren hadden zich behoorlijk gedekt: alles moest gemaakt worden naar de eis van het werk en mocht er iets niet genoemd zijn, dan moest dit gratis worden bijgemaakt.
Het werk moest op 1 maart 1784 klaar zijn en daarna 4 weken blijven liggen ter keuring. Na de keuring mochten dan de naden dichtgemaakt worden met pek en mos. Later moest dan nog tweemaal worden geteerd.
De aanbesteding had plaats op 22 november 1783 en de opleveringsdatum was 17 mei 1784. Aannemer was Meelis Mouthaan voor 1050 g.

R. v.d. Berg

Jaargang 1 nr 2

 

Het veer naar Asperen

Wie vóór 1800 uit Asperen naar Leerdam wilde, moest gebruik maken van het veer, daar de weg over de sluizen bij Asperen eerst tot stand kwam na 1809.
Overdag zag de veerman, die aan de Leerdamse zijde de pont had liggen, en passgier wel staan. Maar als de verman was eten, of bij nacht, dan moest men maar hopen, dat hij de roep “Ooooverrr” hoorde.
Woonde hij dan niet in het Veerhuis? Uit diverse gegevens blijkt, dat daar vóór 1770 geen veerman woonde. Deze woonde op de Westwal dichtbij de Veerpoort, maar toch in de stad. Hoe kon je daar dan het geroep horen?
Overdag en vaak ’s nachts hield de veerman zich op in de schuur van de scheepstimmerman of op één der molens buiten de Veerpoort. Een eigen onderkomen had hij niet en vaak klaagde hij over de kou, die hij leed.
Bovendien maakte hij lange dagen, want als men het veer niet over kon, maakte men de omweg over Heukelum. Daar woonde de veerman wel dicht bij het veer en kon men ’s nachts worden overgezet.
Was het dan nodig, dat de veerman ’s nachts het veer bediende? Uit de verslagen van die tijd blijkt, dat men in de kersentijd en de tijd als het fruit rijp was, ’s nachts gebruik maakte van het veer. Ook de agens met hennep werden graag ’s nachts overgezet. De oorzaak was, dat men liefst ’s morgens heel vroeg in Schoonhoven stond en dan op tijd in Gouda aan de markt kon zijn.
Om aan de klacht over een lange wachttijd ene eind te maken, besloot men, dat aan de Asperense zijde een grote bel zou komen te hangen, zodat de veerman in de stad kon horen, dat iemand over gezet wilde worden. Deze bel dateert van 1770 en is sedert dien tot de opheffing van het veer in gebruik geweest.
Er is wel eens sprake van geweest om een veerhuis aan de Asperense zijde te bouwen, maar de rentmeester van Asperen vond, dat dit dan te ver van de pont af was. Het huis zou binnendijks gebouwd moesten worden en dan had je nog de lange Veerdam. Dat gaf geen voordeel. In 1741 was met de hoge watervloed, waarbij de wiel van Asperen was ontstaan, ook de Veerdam geheel weggespoeld.
Eerst in 1783 besloot de rentmeester van de graaf van Leerdam over te gaan tot aankoop van het veerhuis bij de Veerpoort om als woning voor de veerman te dienen. Het huis was niet al te best, maar daar de veerman er reeds enkele jaren in woonde, was gebleken, dat het aan bepaalde eisen voldeed. Voor de veerman zat er nog een voordeeltje aan. Wie na poortsluiten de stad in wilde, kon via dit huis toch stilletjes binnenkomen, daar het huis een achterdeur had, die in de stad uitkwam. Men betaalde dan geen poortgeld, maar de veerman werd er niet armer door. Na aankoop van het huis besloot men de achterdeur dicht te metselen om zodoende de sluipweg op te heffen ten bate van de stad.

R. v.d. Berg

Jaargang 1 nr 3