Als we denken aan de tiende penning, dan denken we vaak direct aan de heffing, die Alva wilde opleggen samen met de 20e en 100e penning. Dit betekende, dat men belasting betaalde van 10%, 5% en 1%. Hiertegen ontstond veel verzet. De meesten van ons weten niet anders, dan dat deze heffing iets geheel nieuws was, maar in Holland was men zoiets wel gewend. Alleen, zo’n heffing diende dan voor de eigen belastingen en niet voor het voldoen van buitenlandse verplichtingen. Bovendien werden deze heffingen niet alle tegelijk opgelegd, maar zo af en toe maar eens. We kennen in de provincie Holland heffingen van de tiende penning uit 1543, 1553, 1556 en 1561. De lijsten der aangeslagenen (de cohieren) uit die jaren zijn van bijna alle plaatsen in Holland bewaard. Alleen van Leerdam en Schoonrewoerd is slechts het cohier van 1553 bekend, omdat deze plaatsen af en toe Gelders waren. Deze heffing uit 1553 diende betaald te worden over de waarde van de huizen.
Hoeveel leverde deze heffing nu in onze plaats op en wie betaalde dit? De heffing van 10% op de huurwaarde moest door alle bezitters van huizen betaald worden, maar alleen van die percelen, die 7 gulden aan huur opbrachten of gerekend werden dit te moeten betalen. Naar onze schatting zouden vrijwel alle huizen onder deze bepaling vallen, maar hoeveel waren er dat werkelijk?
We bekijken daarom eens de kaart van Blaeu uit 1649 van Leerdam, waarop hij alle huizen getekend had. Al is deze kaart 100 jaar later getekend, toch vertelt ze ons heel veel. Enkele jaren voordat dit artikel in 1984 werd geschreven, heeft de firma Spruyt aan de Vlietskant deze kaart verspreid. Bekijken we de kaart nauwkeurig, dan zien we een hoge graad van bebouwing langs de Hoogstraat, Kerkstraat, Markt of Breedstraat en Fonteinstraat. Wel merken we op, dat langs de noordzijde van de Kerkstraat flinke tuinen achter de huizen lagen. Die tuinen zijn er nu nog of ze zijn bebouwd. Denk maar eens aan de diepte van de panden zoals bij de Hema, Achter de Kerk, het Gemeentehuis en dergelijke panden. Bovendien blijkt uit de kaart, dat de woningen op enige afstand van elkaar stonden. Vooral langs de Nieuwstraat, Bergstraat en Noordwal zijn grote ruimten, daar hier veel boerenwoningen lagen.
De huizen van Leerdam kunnen we dus gemakkelijk tellen aan de daken en dan komen we aan nog geen 175 woningen. In 1553 zullen er wel minder geweest zijn.
We bekijken nu de legger van de huizen uit die tijd en dan komen er 115 panden op voor, die met naam en toenaam genoemd worden. Achter alle namen van de bewoners staat ook de aanslag. Daaruit blijkt, dat er slechts 47 huizen zijn, die in de belasting aangeslagen worden. De rest is volgens de taxatie minder aard aan huur dan 7 gulden. Ook de verkoopwaarde van vijf huizen staat erbij vermeld. Deze bedraagt van de pas verkochte huizen minder dan 100 gulden. Ze werden daarom niet aangeslagen. De aanslag bedroeg:

30 huizen van 14 stuivers
10 huizen van 16 stuivers
3 huizen van 20 stuivers
1 huis van 22 stuivers
2 huizen van 24 stuivers
1 huis van 28 stuivers

De totale opbrengst was dus 36 gulden en 18 stuivers. De hoogst aangeslagenen waren: Jan Lammermans; de schout, wiens naam niet genoemd werd; Aert Jans; Frederik van Nijenholt; Marijke van Buren; Loef Herlaer en Gijsbert van Roijen. Deze betaalden 20 – 28 stuivers.
Uit de lijst bleek, dat de huizen van een timmerman, metselaar, bakker of wever niet waren aangeslagen. Ook de pastoor, chirurgijn, molenaar of de herbergiers betaalden niets. De aangeslagenen waren blijkbaar renteniers, daar hun beroep niet genoemd wordt. Buiten de aanslag viel ook het kasteel en de woning van de kastelein of drossaard, zoals deze man ook wel genoemd wordt.
Hoewel we graag het inkomen zouden willen weten van de hoogst aangeslagenen, kunnen we hierop geen antwoord vinden, daar dit niet vermeld wordt. Bovendien ontbreekt elk vergelijkbaar materiaal.
Als we het cohier bekijken, weten we dat in die jaren slechts 41% van de bewoners tot de gegoeden behoorden, wat betreft het huis wat ze bewoonden. Zo’n cohier heeft ons dis een kijkje op de welstand van Leerdam in die dagen.

R. v.d. Berg

Jaargang 4 nr. 4