Sinds medio juni is Gerrit Michels terug in Leerdam, waar hij, ruim 91 jaar oud zijn laatste rustplaats heeft gevonden op de Algemene Begraafplaats aan de Tiendweg. Dat zal vele echte Leerdammers niet ontgaan zijn, want hij was een echte BL-er (vrij naar BN-er een Bekende Leerdammer). Je kon met hem de stad niet in gaan of er werd links en rechts wel “Hé Michels” geroepen en in vele gevallen werd er ook een praatje aan vastgeknoopt. Hij kende meer dan half Leerdam en omstreken en, men kende hem.

Toen mijn man in de jaren zeventig een keer met mijn vader een café in Leerdam binnenstapte om een biertje te gaan drinken (nou ja, één biertje, hij lustte ze wel) stonden er gelijk vijf, zes biertjes voor hem klaar. Zoiets gebeurde overigens niet alleen in Leerdam, ook in Asperen, waar hij oorspronkelijk vandaan kwam, waren de oud-leerlingen van de Technische School Prins Bernhard even gul wanneer ze Michels binnen zagen komen. Eerlijkheid stond bij hem altijd voorop, en dat is waarschijnlijk de reden dat hij zo populair was en bleef. Een zoon van een oud-leerling klaagde eens thuis dat hij een draai om zijn oren van Michels had gehad; diens vader antwoordde toen “Dan zul je hem wel verdiend hebben”. Hij had natuurlijk gezag wat hij overigens nooit heeft misbruikt.

Hij begon bij de Technische School, toen de school nog aan de Horndijk stond, als sportleraar, maar omdat hij de opleiding daarvoor door de oorlog nooit heeft kunnen afmaken (en toen er een vrijstelling werd afgekondigd voor het verkrijgen van de bevoegdheid, hij er net te jong voor was), werd hij er uiteindelijk conciërge. Al viel hij wel in als de sportleraar ziek was, en dan liet hij de jongens écht werken. Bij de bouw van de nieuwe school aan de Joost de Jongestraat, begin jaren vijftig, verhuisde hij van Asperen naar Leerdam. Enkele jaren na het overlijden van zijn vrouw in 1978 vertrok hij na zijn pensionering met zijn tweede vrouw naar Gorinchem, vanwaar hij een jaar geleden verhuisde naar het verpleegtehuis Waerthove in Sliedrecht.

Aan de school, of beter de leerlingen had hij zijn hart verpand.
De jongens begreep hij zo goed omdat hij zelf vroeger ook bepaald geen lieverdje was geweest. Maar hij genoot op den duur zoveel vertrouwen dat hij in probleemgevallen vaak bemiddelde tussen de school en de leerling en diens ouders. Hij is bij probleemgezinnen, vaak op verzoek van de ouders zelf, verschillende keren toeziend voogd geweest. Onder meer hiervoor kreeg hij bij zijn pensionering een lintje.

Ook ging hij (en niet de sportleraar) jarenlang met het team van de school naar voetbalwedstrijden in de regio en hij liep met een eigen ploeg, die hij met een ijzeren, bijna militaire discipline leidde, mee in de Glasstadmars en andere marsen in de omgeving. Met die ploeg moet hij menige beker binnen hebben gehaald. De vraag is waar die, na het opheffen van de Technische School gebleven zijn…

Zijn liefde voor sport begon al lang voor WOII. Omdat Asperen ,waar hij toen woonde, geen eigen sportvereniging had ging hij naar Voorwaarts in Leerdam. Om te voetballen, voor de atletiek én voor het turnen. Of hij goed kon voetballen is de vraag. Of hij het tactisch inzicht van zijn achterneef Rinus, wiens grootvader ook uit Asperen kwam, had is de vraag. Maar hij kon wel heel hard lopen, wat natuurlijk in die tak van sport ook heel nuttig kan zijn. Hij kreeg daardoor de bijnaam van de toenmalige wereldkampioen Jesse Owens. Waarschijnlijk ook vanwege zijn kleur, want ’s zomers was hij zo bruin dat menigeen dacht dat hij uit een ander werelddeel kwam. Maar hij heeft wel eens tegen de Nederlandse kampioen hardlopen Chris Berger (de vader van de vroegere omroepster Ellis Berger) de 100 m gelopen. En eerlijk is eerlijk – de eerste vijftig meter lag hij vóór.

Zijn grote liefde was turnen (naast het zwemmen, in de oorlog was hij vijf seizoenen badmeester bij De Wiel in Asperen, dat in die tijd ook veel Leerdamse bezoekers kende). Hij was, met Jaap de Jong, en naast de oprichter van Voorwaarts, Pel van Gent, een van de voormannen van deze vereniging. Later jureerde hij nog regelmatig bij wedstrijden in de regio. Na de oorlog heeft hij de politie van Leerdam nog enige tijd sport (o.a. judolessen) gegeven.

Een zeer sociaal mens was hij, zo ging hij bijvoorbeeld als begeleider met zomerkampen voor de Leerdamse jeugd mee. Hij was lid van de EHBO, later het Rode Kruis, in Leerdam en in die hoedanigheid heeft hij menigeen bij een ongeval in de stad of de regio kunnen helpen. Die vaardigheid kwam hem natuurlijk ook bij de Technische School van pas, want in de werkplaatsen ging wel eens wat mis. Ook heeft hij enige jaren bij toerbeurt de ambulance gereden. Hij was ook bloeddonor en ontving de zilveren pelikaan (of hoe dat insigne voor 50 maal bloed geven ook mag heten).

Op de Technische School maakte hij lange dagen, zeker in de wintertijd wanneer er ook nog avondschool was, en hij was daarom vaak van huis. In zijn overige vrije tijd, zong hij graagt bij het mannenkoor Zang en Vriendschap onder leiding van Gerard den Hartog, waarvan hij zelfs enige jaren lid van het bestuur en voorzitter was.
De jaarlijkse uitvoering in de Glashof staat mij nog helder voor de geest. Gerrit Michels, een man waarvoor sociale betrokkenheid in velerlei opzicht een vanzelfsprekendheid was. Daar zouden er meer van moeten zijn, en niet alleen omdat het mijn vader was, maar omdat de maatschappij zulke betrokken mensen altijd nodig heeft. Hij moet veel positieve sporen in het collectieve geheugen van veel Leerdammers en oud-leerlingen van de Technische School in de wijde omtrek hebben achtergelaten.

Tonny Michels

Jaargang 26, nr. 2