Wat was in 1632 een goed middel om je man te vergiftigen? Rattenkruit! Dat kon je vrij kopen. Ratten waren er immers genoeg. Niemand keek er van op, als je voor een halve stuiver van dat goedje kocht. Als je dan een week later weer kwam met de mededeling: “Het heeft niet geholpen” en je kocht dan een dubbele portie voor een stuiver, trok dat geen aandacht. Wie zou immers niet graag zijn ratten kwijt willen zijn?
Daarom had Eelke Wouters er heus niet vreemd van opgekeken, dat Jannigje Dirks het vergif kocht, met de mededeling, dat het voor een ander bestemd was.
Eelke had er ook niet bij stil gestaan, dat, toen de man van Jannigje Dirks genaamd Cornelis Lambertse, een paar weken later was gestorven, zonder lang ziek geweest te zijn, de oorzaak wel eens dat rattenkruit geweest kon zijn.
Eerst na de begrafenis van Cornelis Lambert was er over gepraat in de buurt Zo in de geest van: “Lambert was dan ook maar spoedig gestorven en dat was ontzettend voor Jannigje”. Dat deze weldra al haar goederen verkocht, viel ook niet uit de toon. Een weduwvrouw, die geen inkomen of bezit had, moest wel werk gaan zoeken en deed dat in een nadere plaats.
Maaike Jans had haar eens gevraagd naar de oorzaak van het overlijden. Jannigje had toen gezegd: “Je denkt zeker, dat ik rattekruit in de brij heb gedaan. Lambert heeft ze maar wat lekker opgegeten”. Wie zou nu zo’n verklaring geloofd hebben Van ruzie was in de buurt ook niets bekend.
Maar toen die woorden in de buurt de rondte deden, herinnerde Eelke Wouters zich, dat ze poosje geleden aan Jannigje rattenkruit verkocht had.
Ze verscheen met Maaike Jans voor de drossaard om dat verhaal te vertellen en eigenlijk een aanklacht tegen Jannigje Dirks in te dienen. Er zat voor haar gevoel een raar luchtje aan.
Over de afloop van een en ander is niets bekend. Jannigje was buiten het rechtsgebied van prins Frederik Hendrik vertrokken en daardoor ongrijpbaar geworden voor de justitie van de prins. Waar ze gebleven was, wist ook iemand meer.
Als het geval niet was opgetekend, hadden we ook nooit geweten, dat zo’n geval zich in Leerdam had voorgedaan.

R. v.d. Berg

Jaargang 4 nr. 4