De Markt, eertijds Breestraat of ook wel Korte Kerkstraat genaamd, was voorheen het centrum van het maatschappelijk leven van de inwoners van Leerdam. Daar gebeurde het. Daar stond al eeuwen lang het stadhuis, waar de Magistraat besluiten nam die van invloed waren op de samenleving in de stad. Die besluiten werden door de gerechtsbode, staande voor het stadhuis, aan Leerdammers bekendgemaakt.

In het stadhuis vonden ook zittingen van de rechtbank plaats. Deze Vierschaar behandelde vrijwel alle zaken die betrekking hadden op overtredingen van de voorschriften. Eenvoudige civiele geschillen werden door een commissaris afgedaan.

Een vonnis van de Vierschaar kon. O.m. luiden: doodstraf (onthoofding c.q. ophanging), brandmerken, geselen of verbannen. Deze straffen werden nagenoeg altijd op de Markt voor het stadhuis op een schavot voltrokken. De in het geweer geroepen schutterij zette het schavot af. Zodat de beul zijn werk ongestoord kon verrichten. De toegestroomde burgerij zag de voltrekking van het vonnis met spanning en misschien wel met voldoening gebeuren.

Ook de Magistraat was aanwezig. Hij zag er op toe dat de beul het vonnis volgens de regels voltrok.

In 1717 werden 3 z.g. heidenen op de Markt gegeseld en 1 gebrandmerkt. “Heidenen” was de naam voor zwervers, die in groepjes door het land trokken en zich schuldig maakten aan roofovervallen, zo niet erger. Ze waren een grote plaag, inzonderheid voor de plattelandsbevolking.

In 1718 verdiende de beul met het geselen van 2 heidenen f 55.–.– en voor het ophangen van 2 heidenen f 95.–.–. Het schavot waarop het gebeurde door de timmerman Isaac Stam opgericht en na voltrekking van het vonnis afgebroken. Kosten f 163.2.–. De gehangenen werden door Huybert Savoye met zijn schuit naar de Galgenwaard vervoerd voor f 1.13.–.
Op de Markt vonden ook andere gebeurtenissen plaats. Op zon- en feestdagen kwamen daar zowel oudere als jonge mensen bijeen. Die leefden zich daar dan uit in spelen zoals dobbelen, knikkeren en kaatsen, waarbij het er zeer luiduchtig aan toe kon gaan. Het kabaal dat zij maakten drong door tot in de kerk en wel in die mate dat, als er op dat tijdstip een kerkdienst werd gehouden, deze dienst daardoor werd gestoord.

Dit leidde uiteraard tot klachten bij de Magistraat. Deze besloot daarop dat “zowel oude als jonge personen zich voortaan dienden te onthouden van op velerlei wijze goddeloos te vloeken en te zweren en Gods Allerheiligste namen en sacramenten te misbruiken”. Voorts zal men zich op de rustdag des Heren zowel tijdens de predikatie als daarbuiten bij de kerk en elders onthouden van spelen, dobbelen, knikkeren, kaatsen en razen, waardoor de rustdag hooglijk wordt geschonden.

Een ieder die zich aan een der voornoemde feiten schuldig maakte verbeurde een rijksdaalder. De ouders waren verantwoordelijk voor hun kinderen en de meesters voor hun dienstboden. De boeten moesten onmiddellijk worden betaald.

De motivering voor het verbod luidde “dat men God door dat vloeken enz. zeer vertoornde en daardoor plagen en oordeel over land en kerk opriep”.

Of dit besluit de rust op zondag deed weerkeren mag worden betwijfeld, daar de Magistraat in de loop der jaren telkens opnieuw een soortgelijk besluit uitvaardigde.

De Markt was ook het centrale punt bij feestelijke gebeurtenissen. Zo bijvoorbeeld in 1793. Na de grootste rellen die Leerdam ooit beleefde in 1787 (Leerdam heeft in 1987 dat feit, dat toen 200 jaar geleden plaats vond, niet herdacht, noch, voor zover mij bekend, daaraan zelfs maar een woord gewijd) vond de Magistraat het kennelijk nodig om de Oranjegezindheid aan te wakkeren en om het gezag te versterken door een groot feest te organiseren. Het hoogtepunt van het feest zou de planting van een oranjeboom worden, daarbij teruggrijpend naar de oude gewoonte om bij een speciale gebeurtenis een boom te planten.

Op het midden van de Markt, tegenover de gewone vergaderzaal van de Magistraat, werd een “tuin” aangelegd. Deze bestond uit een ongeveer cirkelvormige, van teen gevlochten, omheining, gesloten door een hek. De omheining was zo gevlochten dat zich daarin 7 bastions bevonden. Daarbinnen werden graszoden gelegd en het geheel werd verder met bloemen en slingers versierd.

De schutters waren inmiddels van de schuttersdoelen “met slaande trom en vliegend vaandel” naar het beginpunt van de te formeren optocht gegaan. Om 2 uur zette de stoet zich in beweging. Voorop en detachement schutters; daarachter de schutmeester die de stadsbanier droeg. Dan de kolonel. Hierna ongeveer 40 jongens en meisjes, verkleed als herders en herderinnen en met oranje getooid, gevolgd door een groep muzikanten. Daarna 2 herders die de versierde vorstelijke kroon droegen en daarachter de door 3 burgers gedragen generaliteitsleeuw. Twaalf burgers volgden met de oranjeboom (een mooie spar), rijkelijk van oranjelinten voorzien. Ter weerszijden van en achter die boom droegen 7 onderofficieren van de schutterij de wapenvanen van de 7 provinciën. Hierachter liep een burger met een “toepasselijk dichtstuk”. Een 2e detachement van de schutterij sloot de optocht.

Dat dichtstuk bestond uit 24 regels. Het deed wat theatraal aan en begon als volgt:

‘De waare Batavier heeft, nu bevrijd van kommer
‘den echten Vrijheidsboom, die ’t lieve Vaderland
‘meer dan twee eeuwen lang verkwikt door den lommer’,
enz.

Het eindigde:
‘Geeft eensgezind Oranje een eerlijk harte weer
‘dan triomfeert de Deugd, dan kwijnt de Nijd en Logen,
‘dan knielt geen vrije Belg voor ’t vreemde moordzwaard neer’.

“Belg” was de verzamelnaam voor de mensen van de verschillende volken in deze streek, ten noorden van Gallië (Frankrijk).

De optocht trok door de voornaamste straten van de stad onder het afwisselend geschal van de krijgsmuziek van de schutterij en van de muzikanten. Tenslotte, op de Markt aangekomen, vormde de schutterij een kring om de aangelegde tuin.

Vervolgens werd de vorstelijke kroon tussen 2 palen boven de tuin gehangen. Aan deze kroon hing een bazuinend engeltje en een banderol, voorzien van het opschrift: “Onder deze schaduw veilig”. De oranjeboom werd daaronder geplaatst. De wapenvanen van de provinciën vonden naar rangorde hun plaats in de bastions en de leeuw werd tussen het hek en de boom gezet. Tijdens deze verrichtingen zong het koor van de herders en herderinnen een lied op de wijs van het Wilhelmus. Daarna begon de rondedans om de boom, waaraan “alle weldenkende Leerdammers deelnamen”.

Het feest verliep zonder wanklank en duurde tot het aanbreken van de morgen. Een geslaagd feest, dat werd gehouden “ter dankbare erkentenis van onvergeldbaare diensten door het Doorluchtige Huis van Oranje in de korts verloopen kommervolle dagen aan het lieve Vaderland bewezen, en ten blijke van der selver onwankelbaare Burgertrouwe voor hunne Vorst en Heer”.

Weinigen zullen toen hebben vermoed dat binnen 2 jaar, namelijk op 29 januari 1795, op dezelfde plaats door franse soldaten een vrijheidsboom zou worden geplant waar omheen ook werd gedanst en feest gevierd.

Ook voor andere feesten, zoals een overwinningsfeest, wanneer Nederland in een oorlog een overwinning had behaald, of een feest ter gelegenheid van de geboorte van een telg in het Oranjehuis, was de Markt het middelpunt van de festiviteiten.

E.J.C. de Veer

Jaargang 11 nr. 4