Inleiding
In het boekje over de polder Hoog- of Klein Oosterwijk belicht de heer R. van den Berg de geschiedenis van deze polder. In vroegere historische beschrijvingen van Leerdam is dit gebied nogal stiefmoederlijk bedeeld, zodat het werkje zeker wel in een behoefte voorziet.
Ook aan “De Berendrecht” wordt terloops aandacht besteed. Al is er niet veel van deze boerderij en het buitendijks gelegen gebied bekend, toch is het mogelijk gebleken nog enige interessante gegevens hierover te achterhalen. Met het woord moet men wel voorzichtig omgaan, daar er hier te lande en zelfs in België nog meer “Berendrechten” of zo men wil “Barendrechten” zijn. Te denken valt daarbij aan het dorp Barendrecht bij Rotterdam en de plaats Berendrecht bij Antwerpen.
Het woord is samengesteld uit het woord “Beer”, dat beer of modder betekent en het woord “drecht”, dat op een waternaam slaat. Hertzelfde woord “Beer” komt overigens ook voor in het perceel “Het Berenschot” ongeveer op de plaats van het huidige Leerdamse zwembad en zelfs “De Beerakker” te Heukelum kan waarschijnlijk op dezelfde afleiding aanspraak maken. Het woord “Drecht” komt in ons waterrijke land veelvuldig voor. Denk maar aan Zwijndrecht, Woensdrecht en Ossendrecht om er enkele te nomen. Het woord heeft betrekking op een waterloop. Het gehele woord “Berendrecht” duidt op een modderige waterloop. Hierna zullen wij zien, dat er ter plaatse inderdaad een waterloop bestond.

Grondslag
De Berendrecht was gelegen op een stroomrug, die de Linge daar kruiste, komende uit het Asperense gebied en die noordelijk langs de dorpskom van Oosterwijk in westelijke richting liep. Overigens was hier ook sprake van zogenaamde oeverwalgrond, grond, die door de Linge was neergelegd. Op de plaats waar zo’n stroomrug de dijk kruiste, kon gemakkelijk een doorbraak ontstaan, hetgeen daar dan ook meerdere keren is voorgekomen. Een andere naam voor “De Berendrecht” was “De Bouwing”, ofschoon het eerste woord meer op de waterloop en het gebied slaat en het tweede woord meer op de boerderij betrekking heeft. Het is niet uitgesloten, dat de boerderij, die volgens de kaart van Jacob van Deventer veel meer naar het oosten stond (ongeveer 1550), later verplaatst is naar het westen dicht bij de waterloop. Althans volgens de kaart van Melchior Bolstra uit 1737.
Interessant is overigens, dat de boerderij “Lingezicht” ook al op de eerstgenoemde kaart voorkomt, waarvan de naam sedert 1711 zou bestaan. Of die boerderij voor laatste datum ook “Lingezicht” werd genoemd of een andere naam droeg, kon niet vastgesteld orden. Misschien is de naam van de westelijk daarvan gelegen boerderij die “De Bouwing” geheten zal hebben, nadat deze verdwenen was, overgegaan op de boerderij, die aan de Berendrecht (als waterloop) lag. Dit laatset woord duidt op hoog gelegen grond.
Trouwens op het reeds eerder genoemde Asperense gebied ligt een “Eng”. In Tuil vindt men een tuinbouwgebied, dat ook “De Bouwing” wordt genoemd. Verder zijn er in de omgeving en vooral in het Gelderse gebied nog meerdere “Engen” of “Ingen”. De woorden Eng en Ing zijn dus identiek. Deze benamingen wijzen op een oude bewoning of een oud gebruik van de grond. Het is dan ook zeker niet uitgesloten dat juist hier op deze hoog gelegen grond, reeds vroeg een bewoning is ontstaan en dat terwijl het gebied in de 16e eeuw buitendijks lag. Ook dat kwam wel meer voor. Doordat men van de natuurlijk hoog liggende grond gebruik maakte om die nog eens op te hogen, konden de bedrijfsgebouwen niet direct onder water lopen bij hoog water. Of de Berendrecht bij de bedijking binnen- of buitendijks lag, is niet na te gaan. Het kan zijn, dat men met het oog op de berging van het vele boezemwater bovenstrooms bij de bedijking daarmee rekening heeft gehouden. Nadat deze bedijking tot stand was gekomen, werd hier de afwatering gelegd van de polder Middelkoop, waartoe Otto van Arkel toestemming gaf op 28 juni 1371. Samen met de waterafvoer van de Leerdamse en Asdperense polders stroomopwaarts zal daarom een groot winterbed van de Linge wel gunstig geweest zijn en die berging gold natuurlijk ook voor overstromingen via de Linge. Daardoor werd de druk op de dijken minder. Waarbij dan nog komt het feit, dat de dijken aan de zuidzijde lager gehouden werden dan die aan de noordzijde van de Linge. Ook was het stroomgebied van die rivier nog al onderhevig aan veranderingen.
In de 16e en 17e eeuw sprak men nog van eilanden, ook wel waarden geheten. De Marienwaard schijnt zo’n eiland geweest te zijn.
Bij de oprichting van het waterschap De Vijfheerenlanden in 1284 was er al sprake van “Berenwaerde”. In 1269 wordt hier vermoedelijk al over gesproken als het gaat over de afwatering van de Haagwetering bij Vianen. Aangezien Sweder van Beusichem hierbij betrokken was, is het wel zeker, dat deze waard aan de Lekzijde gezocht moet worden.

Aardhaling
Dat er ter plaatse voldoende grond aanwezig was, wordt bewezen door een onderzoek, dat enige inwoners van Heukelum op 17 september 1749 deden. Ze vonden daarbij, dat er in dat “buitenland”, dat toen schoon en droog lag, zeer goede klei aanwezig was, zeer geschikt voor het maken van dijken.
Zij schatten de hoeveelheid op ongeveer 1500 schaften, terwijl er voor het maken van de dijk ter plaatse in 1749 ongeveer 207 schaften gehaald waren uit de Berendrecht. Tevens verklaarden zij, dat de Linge in 1747, 1748 en 1749 in de zomer zeer laag was en juist daardoor kon men toen hier wel zes maal zoveel aarde vinden als nodig was voor het opmaken van de dijk. Het verzoek tot het onderzoek was gedaan door Peter Moot, die vermoedelijk op het Laageindse sluisje woonde op Klein Oosterwijk. Het ging om het opmaken van de dijk ter plaatse van de dijkslagen van Jan Peterse van de Kooij en Reinier van Gent, die beiden onder Leerdam woonden. In 1741 was hier in de Klein Oosterwijkse dijk een gat geslagen.
Schout en schepenen van Heukelum verklaarden enige dagen na het onderzoek, wat de onderzoekers hadden bevonden.
Mogelijk ging het hier om een proces tussen genoemde Peter Moot en het dijkbestuur. Dat schout en schepenen van Heukelum hierbij betrokken waren, kan er op wijzen, dat hierbij een onafhankelijke instantie werd ingeschakeld. In dat geval zal de aarde afkomstig zijn geweest van Leerdams gebied. Men heeft hier uit het buitendijkse terrein natuurlijk dikwijls grond gehaald. Elders zagen we dat Walig Janse Verdugt in 1741 de Laageindse vliet tussen dijk en wiel dempte en de Laageindse sluis opruimde en dat alles op zijn kosten. Mogelijk had het daarmee te maken. Processen konden evenals nu lange tijd duren.

Bezitting
Reeds in de 16e eeuw zijn er aanwijzingen, dat er buitendijks aan de Oosterwijkse zijde al een huis stond. Dat bezit strekte zich namelijk uit tot het water van de heren van Heukelum. Ook is er sprake van een huis en erf van de dijk tot de Middelkoopse vliet eveneens belend door de heer van Heukelum. Op de reeds genoemde kaart van Jacob van Deventer is daar een buitendijkse bebouwing te zien, evenwel zonder de wiel. Op de kaart van Melchior Bolstra uit 1737, enige jaren voor de bekende doorbraak van 1741, is zowel de wiel als de vliet getekend. De uitwatering ten zuiden van de wiel vormde tevens de grens tussen het Leerdamse en Heukelumse gebied en daarom is het niet echt duidelijk, waarom de heren van die gebieden destijds niet betrokken waren bij de eerder genoemde vergunning, waarbij Otto van Arkel te Gorinchem toestond om de vliet aan te leggen van Middelkoop naar Oosterwijk, al gold die vergunning slechts tot in de wiel. Deze vliet, dus vanaf de wiel tot aan de Linge, vormde de grens en op een oude kadastrale kaart, gemaakt uiteraard na de aanleg van de Nieuwedijk in 1820, komt deze nog voor onder de omschrijving “De Gantel”. De grens gaat dan midden door deze uitgang. In de nieuw aangelegde dijk bevond zich daar een grenspaal als zijnde het punt, waar de gemeenten Leerdam, Heukelum en Kedichem samen kwamen. Nu is het gebied door de samenvoeging van gemeenten en wijziging van de provinciale grens geheel Leerdams territoir geworden. De boerderij lag toen kennelijk onmiddellijk oostelijk van deze Gantel, dus op Leerdams gebied, nu ter hoogte van het dierenasiel ongeveer. Er zijn aanwijzingen, dat de Berendrecht ongeveer de derde hoeve was op Klein Oosterwijk gerekend vanaf de Koenderse weg. Het is niet bekend of deze hoeve van de Linge of van de dijk landinwaarts ging. In ieder geval besloeg de Berendrecht vroeger het buitendijkse en binnendijkse land tot de Tiendweg. Hierna zullen wij zien, dat de boerderij in 1813 afbrandde en vermoedelijk niet meer werd opgebouwd. Na de aanleg van de Nieuwedijk spreekt men in 1824 van het weghalen en ombouwen van een boerenarbeiderswoning tot een wachthuis. Het dijkbestuur verpachtte dit huis tot 1855, toen het nu (1988) nog bestaande huis moet zijn gebouwd. Bij de aanleg van de Nieuwedijk in 1820 blijkt deze te worden gemaakt over de hoge landen van de Berendrecht. Daar is nu niet veel meer van over.
De aanleg heeft aan weerszijden veel grond gekost.Buitendijks bleven er rietputten over, die grotendeels gedempt zijn met “schreuven” van de glasfabriek, afval van de gebruikte brandstof van de ovens. Hieraan viel ook al de genoemde Gantel ten offer. Mensen uit Heukelum, die op de glasfabriek werkten, gebruikten de Gantel voor het aanleggen van roeiboten.
Het storten van deze schreuven vond nog na de laatste oorlog plaats. Ook het land binnendijks is nu uitermate laag gelegen. De boerderij aan het Laantje van Van Iperen heeft inmiddels de plaats van de oude Berendrecht overgenomen.

Eigenaren en bewoners
Van de hofstede “De Bouwing” wordt reeds gerept in 1568 als Jan Bronckhorst, koopman in Rijnwijnen te Dordrecht, via een deurwaarder beslag doet leggen op meubilair in die boerderij wegens schuld van de bewoners. De naam van de bewoner en de oorzak van de schuld zijn dan niet bekend. Het kan wegens pachtschuld geweest zijn. In 1621 eisen de erfgenamen van Gerrit van Roven, destijds schout en rentmeester te Leerdam, van Gijsbert Hendriks van Royen de hofstee weer op te leveren volgens het pachtcontract en de achterstallige schuld te betalen. En in 1630 verklaart Martijntje van Werkhoven, dat de hypotheek afgelost is, die Cornelis Jans Plettander met de zijnen schuldig was aan Thomas Sasburg ad f 300,– met als onderpand “De Bauwing”, versterkt in 1621. In 1657 is Mayke Ottens betrokken bij een onverdeeld perceel “De Bouwinghe” van 4 morgen en 1 hond. Later heeft de familie Roelants de boerderij in bezit. Adriaan Roelants jr. was van 1661 tot en met 1664 burgemeester van Leerdam. In 1677 kocht hij van Hendrik Samuelsz het huisje op de Laageindse sluis. De boerderij was door het huwelijk van de burgemeester Adriaan Roelants sr. met de eerder genoemde Martijntje van Werkhoven in het bezit van die familie gekomen. Adriaan jr. deed de bezitting in 1685 over aan mr. Constantijn van Baerle, advocaat te Den Haag. Deze bestaat dan uit twee delen, namelijk 11½ morgen tussen Linge en Tiendweg en drie morgen vanaf de wiel van de Berendrecht tot dezelfde Tiendweg. De laatste koper verhuurt in 1689 met Cornelis Versteegh samen het goed aan Jan Verhups en Jan Snoeck. De familie Van Baerle heeft de boerderij nog in 1693, want daarna woont Willem Bastiaansz de Jongh op de hofstede. Later scheiden mr. Van Baerle en Cornelis Versteegh hun gezamenlijke bezitting, waarna de eerste deze in 1702 overdoet aan Johan Heicoop, schepen van Dordt, voor f 6.590,–. De laatste krijgt daarbij een hypotheek van f 3.295,– er op. Deze Johan Heicoop was daarvoor drost van Asperen. Een jaar daarna bewoonde Walig Janse Verdugt de boerderij. De familie Heicoop bezat ook de boerderij “Lingezicht” er naast gelegen. Later wordt deze verkocht aan Walig Janse Verdugt, eigenaar van “De Berendrecht”. Bij de doorbraak van 1820 woonde een Walig Verdugt in een boerderijtje aan de dijk, waar de huidige wiel ontstond. De boerderij “De Berendrecht” brandde op 19 maart 1813 af., toen bewoond door Walig Janse Verdugt. Daar er toen van brandverzekering in deze omgeving nog geen sprake was, is de boerderij vermoedelijk niet meer opgebouwd en is de bewoner daarna in het in 1820 weggeslagen boerderijtje gaan wonen. Wellicht is hij in 1821 op 63-jarige leeftijd overleden. De familie Verdugt was afkomstig uit het Recht van ter Leede.
Alles was ons overbleef is de naam van een andere boerderij en de naam van een gebied met een veel bewogen historie.

Literatuur o.a.

Rechterlijke Archief Leerdam,
Idem Gorinchem,
Idem Heukelum,
Archief Hoogheemraadschap Vijfheerenlanden 1973
Archief polder Middelkoop 1980
Polder Hoog en Klein Oosterwijk, R.van den Berg 1983.

B.J. de Groot

Jaargang 8 nr. 2