In enige schepenregisters van Leerdam komen aantekeningen voor, die de toenmalige secretaris van de stad, J. de Meyer, maakte als er naar zijn inzicht iets opmerkelijks in Leerdam gebeurde. Eén daarvan betrof het einde van een lange (c.q. late) winter. Zij luidt: “de 14/24 marty 1674 dien selven dagh liepen ze noch over de Linge op t ysch en het donderde en blicxemde op die dagh insgelycx”.
Uit de notitie blijkt dat men in 1674 op 24 maart nog op het ijs over Linge kon lopen en dat diezelfde dag de dooi inviel. Het zal opgevallen zijn dat de secretaris 2 data’s namelijk 14 en 24 maart vermeldt. Een verschil van 10 dagen, vanwaar dat verschil?
Dit verschil werd veroorzaakt doordat in die tijd twee verschillende kalenders in gebruik waren, de oude, de zogenaamde Juliaanse kalender, en de nieuwe, de zogenaamde Gregoriaanse. Deze was 10 dagen voor op de oude tijdrekening. In het graafschap Leerdam was men de Juliaanse kalender blijven gebruiken. Daarom moest bij de datering van een akte blijken welke tijdrekening was gebruikt. Men loste dit op door naast de datum, de woorden oude stijl toe te voegen. Ook werden beide data van de kalenders wel vermeld, zoals de secretaris dat in dit geval deed. Ingaande 1700 werd in het graafschap Leerdam de Gregoriaanse kalender ingevoerd.

Nog een notitie van de secretaris betreffende grote visvangst in 1674: “In de voorsyde Maent Marty 1674 de Landen nu bijna 2 Jaeren onder water geweest sijnde vermits de fransen oorlogh so is dat in t velt in t Graefschap Leerdam ende omtrent de Stadt Leerdam sijn gevangen met duysenden van snoecktjes soo groot als een peekelharing een weinig grooter ook een weinig minder door malcander gecocht om 8 stuyvers ent hondert om een stuyver een maet snoeck een stuyver en minder advenant. Nadat drie daegen verder was gecomen heeft men de voorsyde snoeckjes gecocht duysent voor vijf stuyvers, jae door de overvloedigheit op het laatst geen geld mogen gelden”.

E.J.C. de Veer

Jaargang 6 nr. 3