(Uit de gecombineerde van 10-02-1968)

Deze week in deze rubriek (Uit d’oude doos) en foto van Jurriën Hendrik Visch. De Poorthuys-conservator weet van dhr. Visch o.a. te vertellen dat hij in 1809 in Delft werd geboren. In 1828 werd hij als loteling ingedeeld bij de 9e afdeling infanterie. Op 26 oktober 1830 ging hij over naar het regiment lanciers en op 15 juni 1838 kwam Jurriën Hendrik Visch bij het corps marechaussee.
Na zijn overgang naar het regiment lanciers is Visch blijkbaar direct op weg gegaan met bestemming de citadel van Antwerpen, waarover de Nederlandse generaal Chassé (geb. 1765, overl. 1849) het bevel voerde. Twee dagen later, op donderdag 28 oktober 1830, is hij in Belgische krijgsgevangenschap geraakt en tot september 1831 vastgehouden. Op die donderdag werd Antwerpen gebombardeerd vanuit de citadel.
Toen de gevangenen werden uitgewisseld trok dhr. Visch te voet van Aalst over Dendermonde naar Antwerpen. De tocht werd gemaakt op klompen. Als het wegdek te slecht werd, trok men de klompen uit en gingen Jurriën Hendrik Visch en zijn lotgenoten barrevoets verder.
Teruggekeerd in Holland werden dhr. Visch voor betoonde dapperheid drie onderscheidingen verleend. Op 3 april 1832 werd hij gedecoreerd met het metalen kruis. In november 1836 kreeg hij het bronzen kruis en op 2 augustus 1847 de zilveren medaille.
In 1858 nam hij ontslag uit militaire dienst en werd hij benoemd tot gemeente-veldwachter in Arkel. Deze functie heeft hij 23 jaar nauwgezet vervuld. In 1898 kwam hij naar Leerdam en betrok in de Nieuwstraat een eigen woning. Zijn huishouding werd verzorgd door zijn schoondochter mevr. Visch-van Hoogdalem. Bij zijn honderdste verjaardag werd – in deze krant – gemeld, “Dat hij geen hulp nodig heeft bij het verwisselen van kleren, hetzij boven- of ondergoed. Hij houdt zijn lichaam zelf nog rein”. Die honderdste verjaardag werd gevierd met een feest waaraan door geheel Leerdam werd deelgenomen.
Jurriën Visch overleefde drie koningen en was nog in leven toen prinses Juliana werd geboren. Hij overleed n.l. op maandag 18 juli 1910, bijna 101 jaar oud. Hij werd met militaire eer begraven. Deze eer werd hem bewezen door de “Weerbaarheid”, een soort burgerwacht, welke heeft bestaan tot de eerste wereldoorlog. De treurmuziek werd gespeeld door “Kunstliefde en Vriendschap”. In het museum “Het Poorthuys” is o.a. aanwezig het bronzen kruis van Jurriën Hendrik Visch alsook zijn uniformjas.

(Gecorrigeerd door ing. J. Rouwerd)

Jaargang 14 nr 1 en 2

 

Juriën Hendrik Visch honderd jaar
(25 juli 1809 – 25 juli 1909)

Als aanvulling op het eerder gepubliceerde stuurde de achterkleinzoon van Juriën Hendrik Visch, H.W. Visch uit Gorinchem, o.a. een artikel uit De Gecombineerde van zondag 25 juli 1909 toe naar aanleiding van zijn honderdste verjaardag. In de vorige publicatie (publicatie uit De Gecombineerde van 10-2-1968) zouden namelijk onjuistheden staan vermeld.

De Gecombineerde van 25 juli 1909 gaf het volgende verhaal weer.

Het is nu juist drie jaren geleden, dat tijdens een bezoek onze oudste stadgenoot ons zeide: “Honderd hoop ik te worden, en dat kan ook nog wel, want ik ben nog flink en gezond”. Deze wensch staat thans vervuld te worden. Juriën Hendrik Visch hoopt morgen zijn honderdsten verjaardag te vieren. Slechts weinigen valt dit voorrecht te beurt, en daarom kan Leerdam trotsch zijn op dezen man, evenals we dit waren op Frederik Hendrik Bats, die op 3 februari 1903 overleed op 103-jarige leeftijd. Maar onze trots op Juriën Hendrik Visch wordt nog grooter, als we zien, hoe deze eenvoudige man bijna geheel zijn leven besteed heeft in dienst van het vaderland.
Gestreden heeft hij voor den roem van het Vorstenhuis, gestreden voor de eer van ons dierbaar vaderland. Hij behoort tot de weinigen, die nog zijn overgebleven van hen, die den veldtocht hebben medegemaakt in de jaren 1830 en 1831, tegen het oproerige België.Voor zijn leeftijd is hij nog een krachtig man; bij goed weer zien we hem nog wel eens op straat voor zijn deur loopen; alleen, zoals hij het zelf noemde, beginnen toch zijn beenen wat te “foppen”. Zijn zintuigen zijn nog goed in orde, en met plezier kan men met den ouden man nog zitten te praten, en natuurlijk dadelijk over die vervlogen jaren, toen hij streed voor het lieve vaderland en zijn vorst. Aan hem is het voorrecht gegeven, drie Oranjevorsten te dienen; met liefde spreekt hij over H.M. Koningin Wilhelmina, en met heel ons volk heeft hij zich verheugd op de geboorte van onze Prinses Juliana. Op zijn 100sten verjaardag willen we onzen lezers iets mededelen uit zijn veelbewogen leven, zooals hij ons dat zelf verhaalde.

Geboren werd hij in het jaar 1809 te Delft, en werd op 18-jarigen leeftijd ingedeeld bij de toenmalige IXe Afdeeling Infanterie. Toen in 1830 de opstand uitbrak in België, werd Visch gezonden naar Brussel, en trok daaruit met de troepen, hiertoe gedwongen door het gepeupel; 700 soldaten werden toen door de oproerlingen gedood.
Van Brussel ging het toen naar Antwerpen; maar op 25 October trok generaal van Geen naar Breda terug, en juist den volgenden dag brak ook in Antwerpen het oproer uit. Visch was in Antwerpen achtergebleven; op de Markt werd het peloton, waartoe hij behoorde, door het gepeupel aangevallen. Hard moesten zij daar strijden; ze beproefden wel de citadel te bereiken, maar de brug was gesloten en zoo moesten ze weer terug naar de Markt. Daar ging het weer vreezelijk toe; de kleederen werden hun van het lijf gescheurd en de wapens ontnomen. In een timmermanswerkplaats vond her dappere troepje eindelijk een schuilplaats. Generaal Chassé begon toen vanuit de citadel de stad te beschieten, wat voor onze mannen een onaangename toestand was: een huis vlak bij hunne schuilpaats, vloog in brand, zoodat zij die plaats ook moesten verlaten. Visch en een tiental kameraden werden toen door het gemeen gevangen genomen. De burgerwacht voerde hen toen naar Mechelen. Hier werd een dag en een nacht vertoefd; het ging toen naar Dendermonde en vandaar naar Aalst. Daar kwam Visch met zijn lotgenoten vermoeid en afgetobd aan. Uitgehongerd vielen ze aan op de spijzen, die hun werden verstrekt.
In de gevangenis trachtten ze het zich zoo aangenaam mogelijk te maken, zelfs een zangvereeniging werd opgericht; en ofschoon de commandant er gloeiend het land aan had, toch werden Oranje-liederen uit volle borst aangeheven; en het “De Koning Leev! De Koning Leev! Zoo klinken stem en snaren”, klonk krachtig tusschen de muren der gevangenis.
Eindelijk, 20 september, kwam aan de gevangenschap een einde. Visch werd uitgewisseld en terug ging het naar de citadel. ’t Was echter weer een moeitevolle tocht; met de bloote voeten in de hun verstrekte klompen leden ze een onbeschrijvelijke pijn. Soms hingen ze de klompen op den rug en marcheerden op bloote voeten voort. Tenslotte kwamen ze in Antwerpen aan en smeten daar de klompen weg; zóó kwamen ze in de stad.
Van daaruit ging het naar Holland. Eerst kwamen ze te Breda; op de Academie werd hun ondergoed verstrekt, benevens f 3,50 per man. Hier vandaan marcheerden zij, na flink te zijn uitgerust, naar Utrecht. Hier werden ze in een nieuwe uniform gestoken, en na tien dagen verlof te hebben gehad, kwamen ze weer op de citadel te Antwerpen terecht. Ook hier had Visch weer tegenspoed; ernstig ziek moest hij naar het hospitaal te Breda worden vervoerd, en kwam toen weer op de citadel.
Toen zijn diensttijd om was, ging hij voor een tijd van zes jaren een vrijwillige verbintenis aan bij de cavalerie en werd ingedeeld bij de afdeeling lanciers te Utrecht. Eerst ontving hij echter het Metalen Kruis, dat nog steeds zijn borst siert.
Als Lancier ging hij toen naar de grenzen en dee daar in 1833 en ’34 dienst in Brabant. Op 7 April ontving onze oud-strijder de bronzen medaille voor 12-jarigen trouwen dienst.
In ’38 ging hij over bij de Compagnie Koninklijke Marechaussee in Zeeland en Noord-Brabant. In Augustus 1847 werd Visch vereerd met de zilveren medaille 24-jarigen trouwen dienst: 21 jaren diende hij bij het corps marechaussee te paard.
Eindelijk brak voor hem de tijd aan, dat hij afscheid moest nemen van het leger. Hij werd benoemd tot gemeente-veldwachter van Arkel, waar hij 23 jaar als zoodanig is werkzaam gewest. Daar bleven ook de slagen niet achterweg: drie zijner kinderen en zijn vrouw werden hem ontnomen door den dood.
En nu geniet hij in Leerdam in een kamer naast zijn zoon een welverdiende rust. Zonder morren of klagen gaat hij door het leven. “Ik heb het nu nog goed”’ zoo zeide hij, “kan door den tijd van mijn pensioen; en waar heb ik toch aan verdiend dat ik zoo oud geworden ben”. Als men den 100-jarige ziet, zou men niet zeggen, dat hem zooveel over het hoofd ging.

Op den feestdag van zijn honderdsten verjaardag brengen we Juliën Hendrik Visch onzen gelukwensch. Moge bij zijn hoogen leeftijd nog menige gelukkige dag worden toegevoegd.
Leerdam, wees trotsch op uwen oudsten inwoner. Wees trotsch bovenal op den oud-strijder Visch, wiens levensgeschiedenis voor velen onzer wel tot een voorbeeld mag zijn.
Maandag wil hij persoonlijk gaarne nog gelukwenschen in ontvangst nemen; Zondag houdt hij liever rust in huiselijken kring.

Leerdam, 24 juli 1909

Jaargang 15 nr 1