Is het dat onze hedendaagse onderwijzers misschien wel eens klagen over wat zij allemaal wel moeten doen voor een in hun ogen pover salaris, mogelijk kan het hen enige berusting geven wanneer zij eens kennis nemen van de instructie zoals, die begin van de 19e eeuw voor de onderwijzer aan de school in Hei-en Boeicop gold.

“Door Schout en Gemeenteraad van Heikop en Boeikop is (in aanmerking der noodzakelijkheid om den Schoolonderwijzer, Koster, Voorzanger, en Doodgraver dezer Heerlijkheid te voorzien van eene Instructie waarna dezelve in de waarneming van de voorschreven bedieningen zich moeten reguleren) alzoo met voorkennis en onder approbatie van den Wel Edelen Geboren Ambachts Heere van Heikop & Boeikop, op heden gearresteerd de navolgende Instructie voor den Schoolonderwijzer, Koster, Voorzanger, Voorlezer en Doodgraver van den dorpe en kerke Heikop en Boeikop.

Art. 1
Zo al gehouden zijn, zich Christelijk, vreedzaam, Godvruchtig, eerlijk en onberispelijk te gedragen, niet alleen in het school en bij de kinderen, maar ook buiten de school, in der kinderen afweren, opdat hij ook met een goed voorbeeld stichten mag.

Art. 2
Zal geene oefening mogen doen of handtering, die met de waarneming zijner ambten hinderlijk zoude kunnen zijn.

Art. 3
Zal zich in allen opzigte stiptelijk moeten gedragen aan de verordening op het lager Schoolwezen vastgesteld of welke nader zullen daargesteld worden.

Art. 4
Zal ook naarstig acht geven op de afwezige kinderen, en toezien, dat ze niet laat over den tijd school komen, ook niet gedoogen, veel minder aanleiding geven, dat de kinderen, gedurende den schooltijd uitgaande, langer dan noodzakelijk is, uitblijven, mitsgaders de ouders bescheidelijk vermanen, dat zij hunne kinderen, niet van de school afhouden, zonder noodzakelijke reden.

Art. 5
Zal ook wel letten dat de kinderen in de school niet vloeken of zweren, ook zooveel mogelijk zorgdragen, dat zij, naar huis gaande, zulks niet doen, maar goede manieren houden, niet loopen speelen, roepen, of vechten.

Art. 6
Zal zijne scholieren met alle naarstigheid vermanen, tot die onderdanigheid, en dien eerbied, welke zij hunne Overheid, den Ambachtsheer, Predikanten, den Onderwijzer, ja ouders, voogden, en andere ordentelijke lieden verschuldigd zijn.

Art. 7
Hij zal met de zijnen, bijzonder in het waarnemen van den Godsdienst, zoo bij de predikatien als catechisatien aan anderen een goed voorbeeld geven.

Art. 8
Zoo dikwijls de Wel Edele Geboren Ambachtsheer of Schout en Gemeenteraden, of wel de Opzieners der Scholen, het school zullen bezoeken, zal hij dezelven, omtrent zijne manier van onderwijs, naar de bestaande verordeningen, op het lager Schoolwezen, en gedragingen zijnder discipelen, de verlangde onderrigtingen geven, en op derzelver goede raadgevingen behoorlijk acht slaan.

Art. 9
Op alle kerkdagen zal hij voor het aangaan van den Godsdienst stichtelijk lezen uit Gods heilig woord, mitsgaders des voormiddags de tien geboden, en des namidags de Artikelen des geloofs; de psalmen zal hij ter gewoonlijker plaats aanzetten, en dezelve stichtelijk aanheffen en voorzieningen dezen aangaande, in alles volgende, het voorschrift, hetwelk hij verpligt zal zijn telken reize van den predikant te komen vragen. Ook zal hij de Cedultjes aangaande het doopen der kinderen, van de gebeden der kranken, en van de dankzeggingen voor kraamvrouwen, en andere herstelde personen, aan den predikant moeten geven.

Art. 10
Zal niet vermogen iemand anders in zijn plaats te laten voorlezen of voorzingen, dan met toestemming van den Predikant.

Art. 11
Zal gehouden zijn, des namiddags te twaalf uren, en des avonds ten acht uren, de kerkklok drie a vier minuten lang te luiden, hetwelk hij ook voor den Godsdienst als naar gewoonte zal moeten doen, na zich voor het laatste gelui ten huize van den Predikant hebben aangemeld, of het gelegen komt, dat hij daarmede voortga.
Wijders zal over sterfgevallen, en bij begravenissen, de klok luiden, zoo als zulks door de familiën in de sterfhuizen zal worden geordonneerd en gebruikelijk is; zullende hij in geene andere gevallen dan in cas van brand of watersnood de klok mogen luiden, of laten luiden, dan op order van den Schout en de Gemeenteraad; en zorg dragen, dat de kerk, behalven ten tijde van predikatien, catechisatien, of kerkeraadsvergaderingen, zooveel mogelijk gesloten zij.

Art. 12
Zal goede zorgdragen dat de kerk, welker schoonmaking eenmaal des jaars door kerkmeesteren zal worden bezorgd; wijlers behoorlijk schoon blijven, en dat de kerkbanken en stoelen, zoowel als het koperwerk, van tijd tot tijd, behoorlijk met vegen, stoffen, en schuren, onderhouden worden. Voorts zal hij bezorgen dat de grafstenen in de kerk, te allen tijde, gelijk toegelegd worden, en die komen in te vallen voor rekening van de eigenaars, en de huurgraven voor rekening van de kerk opmaken. Ook zal hij het pad, om de kerk zuiver te houden, van gras en ruigte, en het kerkhof, zoo dikwijls zulks noodig zal zijn, behoorlijk blooten, en zal niet vermogen, eenig groot of klein vee, op het kerkhof te weiden.

Art. 13
Zal ook gehouden zijn, de twee zilveren bekers en het verdere tot de Nachtmaals-tafel en den doop behoorende, zorgvuldig en zindelijk te bewaren.

Art. 14
Zal nauwkeurig aantekening houden, van de collectens, voor de kerk bi den Godsdienst gedaan wordende; zal ook exact boekhouden van de eigenaars der grafstenen, als ook van de personen, den tijd en de plaats, wie, wanneer, en waar dezelven begraven zijn, wijders der kerkeraad en kerkmeesteren bijzonder ten tijde hunner vergadering ten dienste zijn, en ook wanneer er geen Kerkmeesteren of Diaken, bij den openbaren Godsdienst tegenwoordig is, met het diakonie, of kerkezakje omgaan.

Art. 15
Des winters zal hij de stoven, welke van kerkewegen gegeven worden, voor het aangaan van den openbaren Godsdienst, met doorvonkt vuur, behoorlijk voorzien, waartoe hem, van kerkmeesteren, tijdig de noodigen turf zal worden bezorgd; alsmede zorgen, voor het aanmaken van behoorlijk vuur bij de katechisatien, en de vergaderingen van kerkeraad en kerkmeesteren.

Art. 16
De schoolonderwijzer zal zich in alle deze voornoemde of na te melden bedieningen, omtrent de waarnemingen van dezelven, stiptelijk hebben te gedragen op het genot van de hierna volgende Tractementen en Emolumenten en het Tarief bij deze bepaald, zoo der gelden in zijne bedieningen, als ook die den Schoolgelden bepaald, zonder eenige derzelve op eigen gezag, in eenige gevallen hoegenaamd te mogen overschrijden.

Art. 17
Hij zal genieten een jaarlijksch tractement van honderd vijf en twintig gulden, hetwelk door Schout en Gemeenteraden jaarlijks op het Budget zal worden gebragt ten voordracht en approbatie, luidens het Reglement van Hun Ed. Gr. Achtb. De Heeren Gedeput. Staten van Zuid-Holland, om vervolgens uit de Gemeentekas van Heikop en Boeikop te worden betaald op behoorlijke ordonnatie, luidens de wet, zegge f 125,00.

Art. 18
Hij zal voorts jaarlijks genieten zoo aan Tractement als aan Emolumenten, door kerkmees-teren van Heikop en Boeikop aan hem te betalen, voor, en in maniere als volgt: wegens Tractement als Koster, Voorlezer en Voorzanger, zal hij jaarlijks van dezelven genieten, eene somme van f 30,00.

Art. 19
En voorts aan Emolumenten of inkomsten;
Voor het schoonhouden van het kerkhof en aantekening der Kerke Collecten f 12,00
Voor het ophalen der Kerke-graven in eigendom aan de Kerk f 4,00
Voor papier, pennen, inkt, en kaarslicht bij vergadering van Kerkenraden,
Catecisaties, en Kerkmeesters f 5,00
Voor het ophalen der stoelen-banken en Bijbelsgelden f 4,00
Voor Olie en Bezemgeld f 5,00
Een alzoo door Kerkmeesteren uit te betalen f 30,00

Verder voor het leeren der armen kinderen f 8,00
En voor het schrijven der Diakonie rekening f 12,00
Van de Diakonie te ontvangen f 20,00
Hetwelk aldus aan Emolumenten te zamen bedraagt f 50,00

Art. 20
Hij geniet vrije woning in het schoolhuis van Heikop en Boeikop.

Art. 21
Hij zal mogen berekenen voor het luiden der klok bij sterfgevallen en begravenissen, als volgt:
Voor een volwassenen, over wien drie malen één uur wordt geluid………… Eene Gulden.
Voor kinderen, over welke maar éénmaal wordt geluid, Tien Stuivers.

Art. 22
Voor het begraven der lijken zal hij mogen berekenen als volgt:
Wanneer het graf drie diep wordt gemaakt, acht en veertig Stuivers; wanneer het graf twee diep wordt gemaakt zes en dertig Stuivers. En wanneer het graf slechts één diep wordt gemaakt, vier en twintig Stuivers. En voor het bewaren van het doodkleed zal hij telken reize als het gebruikt wordt, van de Diakonie ontvangen drie Stuivers.

Art. 23
En alzoo, voor welke berekeningen, hij als Klokkeluider en Doodgraver etc. voorn. dit genot zal hebben, zonder zulks op eigen gezag, in eenige gevallen te mogen overschrijden; en van al hetwelk bij aantekening zal moeten houden, en door hem ’s jaars zal worden opgegeven, zoo aan Schout en Gemeenteraden, als aan Kerkeraden en Diakenen.

Art. 24
Hij Onderwijzer voorn. zal voorts mogen berekenen, de navolgende schoolgelden, voor het navolgende onderwijs; en zal alsmede verpligt zijn, zich hierna stiptelijk te gedragen, zonder in eenige gevallen, hoegenaamd, op eigen gezag, zulks te overschrijden, en zal alsmede hiervan wel vooral aanteekeningen moeten houden, om zulks ’s jaars mede aan den voorn. in hunne kwaliteiten te doen blijken.
Terwijl hij Onderwijzer, in de berekening der Schoolgelden, zich stiptelijk zal moeten gedragen aan de hierbij gevoegde bepalingen, van het Tarief der Schoolgelden, van ieder leerling maandelijks (de maand op vier weken gerekend): en zal hij genieten de navolgende Schoolgelden:
Voor leerlingen welke het A:B:C leeren tot het spellen en lezen inclusive per maand drie Stuivers. Voor die het lezen en schrijven leeren id: zes Stuivers en voor die tevens het Cijferen leeren id: tien Stuivers. En welk Tarief hierom bij deze wordt vastgesteld en bepaald.

Art. 25
Hij zal ook verpligt zijn, om tenminste tweemaal in de week, telkens één uur, gratis onderwijs te geven in het zingen aan allen die ten schole gaan; en hierop zich met vlijt beoefenende, zal hij van Eerw. Kerkeraad daarvoor ’s jaars een honorarium genieten van een Dukaat of vijf Gulden vijf Stuivers.

Art. 26
En voorts, wanneer hij Onderwijzer, aan anderen, die niet ten school gaan, ’s wekelijks, gedurende de winter, gelegenheid geeft, om niet (kaarslicht uitgezonderd, dat de leerlingen onder elkaar moeten betalen) onderwijs in het zingen te geven; en daartoe bepaald één of twee uren, voor mans of jongelingen, en gelijken tijd, voor vrouwen of jonge dochters, zoo zal ook de Eerw. Kerkeraad, mits aan hun blijkende, hiraan met succes wordt beantwoord, aan den Schoolonderwijzer daarvoor ’s jaars als een Douceur extra betalen Een Dukaat of Vijf Gulden vijf Stuivers.

Art. 27
Wijders zal hij, gedurende den wintermaanden, avondschool moeten houden de vijf eerste werkdagen der week, des avonds van 5 tot 7 uren, mits zich daartoe niet minder dan tien leerlingen aanbieden, en van welke leerlingen op het avondschool, alsdan door hem, voor het onderwijs, inkt, pennen, en kaarslicht, per maand zal mogen worden gevorderd, Zestien Stuivers.

Art. 28
En laatstelijk zal hij ook genieten, als door de Gemeenteraad aan hem te bezorgen, de benoodigde, of daartoe door Schout, en Gemeenteraden, vast bepaalde hoeveelheid steenkolen, door hem voor het schoolhuis te gebruiken, in den wintertijd.

Aldus gedaan en gearresteerd bij Schout en Gemeenteraden van Heikop en Boeikop, ter vergadering in den Regthuize van Heikop, onder approbatie van den Wel Edelen Geboren Ambachts Heer op heden den 11 Julij des jaars 1800 achttien”.

Een instructie die blijkens de handtekeningen van de diverse onderwijzers nog heel lang ongewijzigd dienst heeft gedaan.

J.P. de Leeuw
Schoonrewoerd

Jaargang 8 nr. 1