en stichter van de Schoonrewoerdse kerk

Inleiding
Op 1 maart gedenkt de RK-kerk volgens haar heiligenkalender de heilige Suitbert (ook Suidbertus of Switbert). Deze bisschop en medewerker van Willibrord was de eerste bekende prediker van het evangelie tussen Lek en Linge. Zo zijn o.a. de kerken van Arkel, Hagestein, Hoornaar en Schoonrewoerd door hem gesticht. De naam van Suibert komt voor in de persoonlijke kalender van Willibrord.
Radboud, de veertiende bisschop van Utrecht, die in 917 is overleden, sprak al een lofrede op Suibert uit. In 1626 werden zijn relieken teruggevonden, maar reeds vanaf de negende eeuw werd zijn feest gevierd in de landen waar hij had gewerkt.

Afkomst
Suitbert werd omstreeks 647 in Northumbrië, een koninkrijk in het oosten van het huidige Engeland, geboren. Volgens sommigen werd hij geboren als graaf van Nottingham. In elk geval kende zijn moeder de monnik Aidan, de stichter van de beroemde abdij Lindisfame, het centrum voor het zendingswerk in Northumbrië. Ook was zij bevriend met koning Oswald. Wij zien dus dat Suibert afkomstig was uit een aanzienlijke familie. Dit zou een verklaring kunnen zijn voor de bijzondere achting, die hij later onder zijn medebroeders genoot.
In die tijd leefde er op het ‘eiland der heiligen’, Ierland, in de abdij Rathmelsigi de Engelsman Egbert. Sinds hij hier was ingetreden trok hij veel jonge mannen aan, onder wie ook Suitbert. Van Rathmelsigi kan men zeggen dat het aan Nederland het christendom definitief heeft gebracht. Bij Egbert was het verlangen gegroeid om aan de, met de Engelsen van toen nog nauw verwante, Friezen en Saksen het evangelie te gaan brengen. Wellicht had hij van Wilfried vernomen hoe gunstig de vooruitzichten daartoe waren. Wilfried, bisschop van York, was op weg naar Rome over Friesland gereisd en had daar veel sympathie en geloofsbereidheid aangetroffen.

Frisia
Hierbij mogen wij niet denken aan de grenzen van het tegenwoordige Friesland. Het oorspronkelijke woongebied van de Friezen was een smalle kuststrook aan de Noordzee tussen Schelde en Wezermonding. Van hieruit was dit volk in verschillende richtingen uitgezwermd en er was op den dsuur een machtig rijk opgebouwd dat ook onze omgeving omsloot. Nog in de twaalfde eeuw worden Holland en Utrecht door Otto van Freising tot ‘Friesland’ gerekend.

Wat de bewoning betreft: Nederland bestond, volgens de historicus Dick Berents, uit “niets met af en toe een paar mensen ertussen”. Vanaf het einde van de derde eeuw waren grote delen van de Lage Landen onbewoond. Op de stroomruggen langs de rivieren kon men nog wel wat mensen aantreffen. Na de zesde eeuw begon de bevolking langzaam toe te nemen en ontstonden er een groot aantal nederzettingen. De oeverwallen van Lek en Linge en de Hagesteinse- en Schoonrewoerdse stroomruggen boden in die tijd de beste bewoningscondities. Het is bekend, dat Leerdam pas later ontstond. Er wordt dan ook niet over Leerdam, maar wel over Hagestein en Schoonrewoerd gesproken in verband met het werk van de Angelsaksische monniken.

De Franken
Maar keren wij terug tot Egbert en zijn mannen. Zij voelden de drang om de volksstammen, waartoe zij zelf en hun voorouders behoorden, de christelijke leer te verkondigen. In 686 ging Wigbert, en leerling van Egbert, het terrein verkennen. Na twee jaren moest hij onverrichter zake terugkeren. De oorzaak hiervan was Radboud, de koning van de Friezen, die in de monniken bondgenoten van zijn Frankische vijanden zag. Radboud werd in 689 door de Franken verslagen en hij werd gedwongen een gedeelte van zijn gebied (al wat beneden de Rijn lag) aan zijn overwinnaars af te staan. Zo werd ook het gebied langs de Lek en Linge een deel van het Frankische rijk.

Zendelingen
Nu meende Egbert dat het uur gekomen was. Onder de velen die zich aanboden was ook de jonge Willibrord. Egbert koos twaalf monniken uit. Willibrord werd aan het hoofd gesteld van de expeditie. Suitbert was onder hen één van de opmerkelijkste figuren. Zij voeren rechtstreeks naar Friesland en probeerden direct koning Radboud voor het geloof te winnen. Dat was hun methode: eerst de vorst en de adel; als die gewonnen waren volgde het volk vanzelf. Maar de koning was te woedend op de Franken om andere christenen vriendelijk te kunnen ontvangen. Zo moesten de zendelingen naar het door de Franken veroverde gebied. Nu werd hun het zuidelijk gedeelte van het voormalige Friesland als werkterrein toegewezen.
Willibrord reside in 692 naar Rome en Suitbert ging, op aandringen van zijn medebroeders, naar Engeland om zich door Wilfried van York tot bisschop te laten wijden. Dit gebeurde zonder toestemming of bekrachtiging van Rome. Toen dan ook Willibrord als bisschop uit Rome terugkeerde voelde de Frankische hofmeier Pippijn van Herstal meer voor Willibrord en Suitbert moest vertrekken.

Arkel en Suitbert
Wie regeerde, behalve het Frankische oppergezag, het gebied tussen Lek en Linge? Abraham Kemp beschrijft in zijn ‘Leven der Doorluchtige Heeren van Arkel” hoe heer Jan van Arkel (toen al) uit Frankrijk moest vluchten en door wonderlijke leiding van een zwaan in Arkel terecht kwam. Er ontstond een nederzetting en er werd een klooster gesticht. De heer van Arkel heeft in 694, aldus Kemp, “doen hermaken, de Kercken van Arkel, Hoorn’, en Hagestein, die in ’t jaar 697, volgens het over-oud gebruyck der Roomse kercke van Sant Swibert, Engels Bisschop, mee-wercker van Sant Willibrord (bekeerder deses gewest tot ’t Christen geloove) sijn gewijd…”
Met andere woorden: de kerken, die door de strijd tussen Friezen en ranken verwoest werden, ging van Arkel met behulp van monniken en met hulp van Suitbert weer gereed maken voor de eredienst.
Of er in deze jaren al een heer van Arkel over dit gebied heerste is verder niet bekend, maar de berichten over de werkzaamheden van Suitbert zijn betrouwbaar. Kemp noemt Schoonrewoerd niet; dit in tegenstelling tot andere bronnen, waarin Schoonrewoerd in een hele reeks door Suibert gewijde kerken hoort. Behalve de al omschreven plaatsen horen hier nog bij: Heusden, Malsen, Rijswijk, Woudrichem, Wijk bij Duurstede, Zandwijk, Zaltbommel en het Land van Kleef (ook een streek met een legendarische zwaan). Verder plaatsen in Duitsland, zoals Ratingen en Angemund en het gebied tussen Lippe en Roer.

Malsen
Over Suibert en Malsen is meer bekend, zelfs de datum van de kerkwijding: 24 september 696. Of het hierbij om Buurmalsen of om Geldermalsen gaat is niet bekend. Men beroept zich op het heiligen leven van Suitbert, geschreven door zijn metgezel Marcellinus.
In werkelijkheid was het de Gorinchemse kanunnik Dirck Franckenszoon Pauw, de samensteller van de ‘Vita Suitberti’, die in 1472 de naam van Marcellinus misbruikte om de Suitbert-biografie een oorsponkelijk tintje te geven. Wel maakt hij daarbij gebruik van oudere, ook nu nog bekende geschriften.
W.F. Schouten trekt in ‘Suitbert en de kerk van Malsen’ de conclusie dat de groep Angelsaksische monniken, onder wie ook Suitbert, in de omgeving van Malsen gepredikt kunnen hebben. Malsen was via de Linge goed bereikbaar. Na verloop van tijd is een kerkje ontstaan (eventueel zelfs nog door Suitbert als bisschop gewijd) en aan een onbekende heilige opgedragen. De kerk van Geldermalsen zou daaruit later ontstaan kunnen zijn en werd gewijd aan Suitbert.

Naar de Brukteren
Zoals gezegd, bleef Suitbert niet lang hier, maar is na de terugkomst van Willibrord als bisschop, op aandringen van Pippijn, spoedig weggetrokken naar het oosten, om te aan werken onder de stam van de ‘Boructuarij’, de Brukteren. Toen dit volk echter later door de Saksen werd verjaagd, moest Suitbert ook dit zendingsgebied weer verlaten. Zo zou hij toch opnieuw met Pippijn te maken krijgen. Pippijn gaf Suitbert verlof om op het eiland Wöth in de Rijn een klooster te stichten. Een enkele biograaf denkt dat het niet om een gunst van Pippijn ging, maar dat Suitbert door de hofmeier verbannen werd naar het eiland, omdat de monnik niet in de politieke plannen van Pippijn van Herstal paste. Suitbert overleed in maart 713, ver buiten het land, waarvoor hij tot bisschop was gewijd.
Het eiland van Suitbert ligt nu aan de Rijn tussen Düsseldorf en Duisburg. ‘Kaiserswerth’ is nu een stadsdeel van Düsseldorf en hier staat de Suitbertus-basiliek. De meest kostbare schat van deze kerk is een schrijn met de beenderen van Suitbert, de man die aan de oevers van lek en Linge, in het land van Arkel, het evangelie predikte.

Literatuur:
Van de volgende bronnen heb ik dankbaar gebruik gemaakt:
Achter, I. Düsseldorf-Kaiserswerth, Neuss 1988.
Groningen, C.L. van. De Vijfheerenlanden, ’s Gravenhage 1989.
Hertum, H.W.J. van. Levens der Heiligen, ’s Hertogenbosch 1873.
Kemp, A. Leven der Doorluchtige Heeren van Arkel, Gorinchem 1656.
Madoc, themanummer. Nederland voor Willibrord, Hilbersum 1995.
Melchers, E. Das Jahr der Heiligen, München 1965.
Moorsel, P.P.V. van. Willibrord en Bonifatius, Bussum 1968.
Nissen, P. De evangelisatie van de Lage Landen, in: Communio 1992.
Wampach, C. Das Apostolat des hl. Willibrord in den Vorlande def eigentlichen Frisia,
Düsseldorf 1954.

A.F. Fritz

Jaargang 17 nr. 1