In 1933 verscheen, met een voorwoord van burgemeester Mees: “de Gids van Leerdam”. Het was een uitgave van: ‘Het nationaal uitgevers- en reclamebureau Vlaardingen’. Omgeven door 39 advertenties van plaatselijke bedrijven, vermeldt deze gids enige min of meer historische informatie over Leerdam, gevolgd door een opsomming van gegevens over instellingen en verenigingen te Leerdam in het jaar 1933.
Het gaat dan als volgt:

LEERDAM.
Ieder nederlander weet, dat de Batavieren zich bij hun komst in ons land vestigden in de streek tusschen Rijn, Lek en Waal. Het is op dezen ouden historischen bodem, dat aan de Linge het stadje Leerdam ontstond, daar, waar eene dam gelegd was in het zijriviertje de Lede. Lededam werd in de loop der tijden verbasterd tot Lederdam en Leerdam.

GESCHIEDENIS.
Van de oudste geschiedenis van Leerdam is weinig bekend, daar eeuwen geleden het Stadhuis met alle kostbare documenten verbrandde. Men neemt aan, dat Foppo, een van de machtigste heeren van Arkel omstreeks het jaar 1000 het dorp Leerdam stichtte; sindsdien was dit beroemde geslacht hier heer en meester, totdat in 1410 het geheele landschap door huwelijk aan het huis Egmond ten deel viel en Frederik van Egmond door den Roomsch-koning tot Graaf van Buren en Leerdam benoemd werd. Door het in 1551 met groote plechtigheid gesloten huwelijk van Anna van Egmond, gravin van Buren en Leerdam met Prins Willem van Oranje ging het graafschap Leerdam over in het Huis Nassau, waarvan de leden hunne rechten tot 1795 nauwgezet uitoefenden.
Maar al hadden de opvolgende Heeren en Graven het beste met hunne onderdanen voor, zij konden niet voorkomen, dat Leerdam meermalen door krijgsrumoer geteisterd werd.
De liging op de grens van Holland en Gelderland maakte, dat de vele oorlogen tussen Hollanders en Gelderschen voor de Leerdamsche poorten werden uitgevochten, ja zelfs binnen de poorten, want in 1496 werd Leerdam tweemaal ingenomen. In 1574 overmeesterden de Spanjaarden, in 1672 de Franschen de stad. Had men niet tegen een vijand te strijden, dan was het het water, dat de inwoners bedreigde en vaak angstige tijden bezorgde.
Temidden van al dit tumult en deze moeilijkheden werd in 1360 Floris Radewynsz geboren, die samen met Geert Groote de vereeniging van Broeders des Gemeenen Levens heeft gesticht, welke gemeenschap door hare rustige bezonnenheid zooveel goeds in ons land heeft gesticht.
Het bestek van dezen Gids laat niet toe alles, wat in den loop der eeuwen Leerdam is overkomen, te boekstaven. Daarom maar een enkele greep. Toen Prinses Wilhelmina in 1787 na hare aanhouding aan de Goejanverwellesluis de terugreis naar Nijmegen aanvaardde, hield zij zich op te Leerdam, van welke stad zij immers gravin was, maar waarvan de bevolking zich allerminst eensgezind om de landsvrouwe schaarde. De felle strijd tusschen Patriotten en prinsgezinden gaf Ds. Johannes Claessen aanleiding tot het uitspreken eener leerrede over den door hem gewijzigden tekst: “Leerdam, Leerdam, gij die profeten doodt en steenigt, die tot U gezonden zijn”.
Een aantrekkelijke herinnering aan den ouden tijd vormen nog de fraai begroeide wallen en een drietal poorten, die om slooping te voorkomen, door de gemeente zijn aangekocht. Deze wallen hebben lang iedere uitbreiding van Leerdam tegengehouden; zoowel in 1850, 1860 als in 1870 werd de bevolking op 2900 zielen opgegeven; toen men eenmaal ook buiten de wallen is gaan bouwen, wies het aantal inwoners snel en bedraagt nu ruim 9000. De totale oppervlakte is 1767 H.A.

BIJZONDERHEDEN.
Van bezienswaardigheden uit den ouden tijd is hier weinig overgebleven. Alleen het Oude Poortje – waarvan in deze plaatsbeschrijving een photo is opgenomen – trekt veler belangstelling. Het is opgetrokken van zandsteen doch is door een laag verf wel wat bedorven. Willem van Oranje had hier een jachthuis en dit Poortje vormde den ingang.
Het gemeentehuis is een oud heerenhuis en zeer onbelangrijk: slechts één kamer is aanwezig met beschilderd behang en schoorsteen met schoorsteenstuk. Er bestaat een kleine verzameling teekeningen en prenten, meest voorstellende oude gezichten op Leerdam.

DE NED. HERV. KERK.
(Heilige Maagd) is oorspronkelijk zoowel van binnen als van buiten opgetrokken van baksteen en zandsteen. Alles is echter totaal bedorven door aangebracht pleisterwerk. Het gebouw bestaat uit een driebeukig schip met aan den Noordkant aangebouwd portaal, omstreeks dateerende Ao 1500. Het dwarspand en een gedeeltelijk gesloten koor met aan den Zuidkant aangebouwde rechthoekige kapel. In den laatsten tijd gaan stemmen op om het gebouw van den ontsierenden pleisterlaag te ontdoen, geldelijke bezwaren beletten thans de uitvoering van dit plan.
Van de toren is de enige bijzonderheid dat de spits niet is gekroond met ene haan, maar dat een Kozak te paard als windwijzer dienst doet. Dit herinnert ons nog aan den tijd, dat de kozakken ons stadje met een bezoek “vereerden”.
De kerk bezit twee koperen lezenaars, een eenvoudig doophek en een Tien Geboden Bord, geschonken door Willem III, die destijds (1696) Koning van Engeland was. Dit bord draagt het wapen van Willem III.
De toren bevat twee klokken, onderscheidenlijk gegoten in 1517 door Wilhelmus en Jasper Moer en in 1659 door Franciscus Hemony te Amsterdam.
In de kerk zijn vele Heeren van Arkel begraven, maar de grafsteen van het laatste lid van dit roemrucht geslacht, Jan van Arkel, is sinds de restauratie in 1866 spoorloos verdwenen.

HET HOFJE VAN MEVROUW VAN AERDEN.
Het hofje is gesticht door Vrouwe Maria Ponderus, weduwe van Pieter van Aerden. Deze dame, die in den Haag woonde en over veel rijkdommen beschikte, bepaalde bij testament in 1761, dat van hare nalatenschap een stichting zou worden gebouwd, waar bejaarde dames uit haar familie van een rustigen ouden dag konden genbieten; waar zij niet alleen een vrije woning zouden vinden, maar ook gedeeltelijk in haar onderhoud zou worden voorzien. Het gebouw moest worden geplaatst in haar woonplaats ’s-Gravenhage, op een stuk grond, dat daarvoor was gereserveerd n.l. het terrein, waarop thans de dierentuin is gevestigd.
Na haar overlijden achtten de vier regenten: Huibert de Bie, schepen van Leerdam, Daniël de Villeneuve, Paulus Drooglever en Joost Stellaard, die met den bouw en de verdere totstandkoming waren belast, het beter dat het Hofje niet in ’s-Gravenhage, maar in Leerdam zou worden gebouwd. Allereerst omdat bijna de gehele familie in en om Leerdam woonde en daardoor kon worden voorkomen, dat de dames op haar ouden dag van haar naaste familieleden moesten scheiden, doch ook omdat het leven te Leerdam veel goedkoper was dan in de groote stad ’s-Gravenhage. Om daarvoor vergunning te krijgen, richtten zij een met redenen omkleed verzoek aan de Staten van Holland en West Friesland, waarop zij in 1769 een gunstig antwoord ontvingen.
De voor den bouw te ’s-Gravenhage bestemde grond bleef nog lang in het bezit van het Hofje en bij den verkoop aan de Dierentuin werd bedongen, dat de regenten steeds vrijen toegang tot dien tuin zouden hebben.
De ingang van het hofje bestaat uit een Steenen Poort met de 5 wapenschilden waarop de naam van de Stichteres en de namen der 4 regenten zijn vermeld, alsmede de naam van het Hofje en het jaartal 1770.
Het gebouw met hoogen koepel en bordes is de regentenkamer. Wat in deze kamer ter bezichtiging wordt geboden, overtreft zeer zeker Uw verwachtingen. In het penant tusschen de ramen op het Zuiden hangt een portret van wijlen Burgemeester Tukker, ’t is een geschenk van de bewoonsters aan de Regenten als blijk van waardering voor den overledene in zijn kwaliteit van Regent van het Hofje. Verder bevindt zich in een lade van een penantkastje het bijbeltje van de Stichteres, de band met borduurwerk versierd. Het is waarschijnlijk een erfstuk, want het dateert van 1604.
Aan de muurvlakken tellen we o.a. 19 schilderijen: 2 (1646) door G. Terborg; 1 (1652) door F. Cassiopin; 2 (1656) door H. van Vliet; 1 (1740) door M. Verheyden; 1 portret van Erasmus, copy van Holbein; verder 2 schilderijen, haven en vaart door Dubbels; 2 bloemstukken door C. de Heem; man met kruik door Frans Hals; Stillevens door Pieter Claesz (1641), en Laurens Craen (1641); Landschappen door Ph. Koninck (1665), M. Molenaar (1612) en 1 toegeschreven aan Jacob Ruisdael. St. Joris met den draak (vrij naar Rafaël) door O. Elliger; Bellenblazer door Jan van Spreeuwen en een copie van een verloeren origineel van Rembrandt: Tobias en zij vrouw.
Verder vindt men nog in de kerkstraat en op de Hoogstraat huizen met trapgevels. Gevelstenen vindt men op de Markt “een leeuw met zeven pijlen” en onderschrift: “Dit is in de Hollandsche tuin”. In de Kerkstraat “Hotel Boerboom” een steen, voorstellende De Wildeman. Op den Noordwal een steen met opschrift: Als God werkt, wie zal ’t keere.
Aan de Meent verrees voor een drietal jaren naar de ontwerpen van den bekenden Domonicaner bouwheer Dom Belot het sierlijke Roomsch-Katholieke Kerkje, gewijd aan Maria Onbevlekt Ontvangen. Bij den bouw is veel gebruik gemaakt van materialen vervaardigd in de glasfabriek Leerdam.
De hoofdstraat van Leerdam is de Kerkstraat. De hierop uitkomende straten als Fonteinstraat, Vlietskant, Westwal en Markt vormen verbindingswegen naar verschillende andere straten en naar de buitenwijken. Aan de oostzijde van de stad is ’n woonoord voor beter-gesitueerden ontstaan door den aanleg van de Koningin Emmalaan. Hieraan is ook gelegen het Ziekenhuis, een stichting tot stand gekomen in hoofdzaak door het initiatief van Dr. C. Voogd, lange jaren arts te Leerdam.
Een sierlijk monumentje van de hand van den Larenschen beeldhouwer A.Remiens in het plantsoentje voor het ziekenhuis houdt de herinnering aan den stichter levendig.
Toen in 1914 de tegenwoordige burgemeester, de heer J.R. Mees, hier geïnstalleerd werd, vond hij Leerdam in een zeer desolaten toestand wat bestrating en riolering betreft. Gelukkig is dit thans veranderd en hebben de beruchte puntige keien plaats gemaakt voor goede bestrating en brede trottoirs voor het voetgangersverkeer. Twee nieuwe pleinen zijn aangelegd, het Meentplein en het Dr. C. Voogdplein, met aardige plantsoenen, waarin banken zijn geplaatst. Enkele straatnamen herinneren nog wel aan den tijd, dat Leerdam een vesting was, zoo heeft men nog den Oostwal, Westwal, Zuidwal en Noordwal.
De Hoogstraat is een gedeelte van den Noorder-Lingedijk. Deze dijk bechermt Leerdam voor hoog water, hoewel de Linge een kleine stroom is, kan ’s winters het water onrustbarend stijgen.
De grootste oppervlakte van Leerdam buiten de bebouwde kom bestaat uit weiden en hooilanden; voor de uitgebreide boerenbevolking is veeteelt de hoofdbron van bestaan. Boter en kaas worden echter sporadisch meer vervaardigd door de veehouders zelf. De Leerdamse Boter- en Kaasfabriek – een modelinrichting – haalt de producten iederen dag af.
Het is een lust eens eenwandeling of fietstocht te ondernemen door Schaick, Loosdorp, den Diefdijk, Hoogeind en Recht van ter Leede. De schoone boerderijen, omgeven door boomgaarden en groene weiden zijn, vooral ’s zomers de aandacht ten volle waard. Oude families huisvesten hier al vele, vele jaren en het bedrijf gaat van vader op zoon. Het bedrijf wordt allengs meer gemoderniseerd en de nieuwste werktuigen maken, dat het bedrijf meer en meer wordt ingericht volgens nieuwere begrippen. De landbouwerszoons bezoeken de inrichtingen voor landbouwonderwijs en zoo kan op dit gebied in Leerdam e.o. van vooruitgang gesproken worden.
Bij een bezoek aan de omstreken mag de Schoonrewoerdse Wiel, een mooi gelegen meertje, niet vergeten worden.
De Leerdamsche Weekmarkt (Donderdag), die in de laatste jaren met reuze schreden vooruitgegaan is, wordt door menschen tot ver uit den omtrek bezocht. Extra-autobusdiensten en andere middelen voeren de bewoners op dien dag naar ons stadje en het levendige gewoel is de aandacht ten volle waard. Ook de Zaterdag-avondmarkt trekt vele bezoekers.
In den Polder ter Leede geven twee oude watermolens een aardig effect en electriciteit hebben deze nog niet kunnen aandrijven.

VERBINDINGEN.
Leerdam ligt aan de Betuwelijn der Nederlandsche Spoorwegen (Dordrecht – Gorinchem – Geldermalsen – Arnhem – Nijmegen) en heeft hierdoor dagelijks 20 verbindingen met alle deelen van ons land.
Daarnaast heeft het autobusverkeer zich ontwikkeld; zoo wordt een geregelde dienst onderhouden op Gorinchem, zoowel als op Vianen, alwaar men aansluiting heeft op de bus naar Utrecht; ook met de omliggende dorpen als Asperen, Heukelum, Schoonrewoerd, Leerbroek, Meerkerk enz. is Leerdam door autobusdiensten verbonden.
De Linge is in normale tijden goed bevaarbaar, waarvan wordt geprofiteerd door de Vereenigde Leerdamsche Bootmaatschappijen, die met drie groote booten op Gorinchem – Dordrecht – Rotterdam varen; de haven wordt ook regelmatig aangedaan door de stoom- en motorbooten der firma J. & A. van der Schuyt, die Rotterdam, Amsterdam en tusschenliggende plaatsen bedient.
Het Lingeveer opent den toegang naar de aardige stadjes Heukelum en Asperen.

J. Bats

Jaargang 15 nr 2