Deel 1
De huidige Leerdamse bevolking telt onder haar leden een niet onbelangrijk aantal families, van wie de voorouders reeds honderden jaren lang in Leerdam waren gevestigd. Familienamen als Van der Leeden, Key, Van Veen, Van T(h)iel, Kool, De Weerd, Heykoop en De Wit, om er maar enkele te noemen, kan men tegenkomen in allerlei officiële stukken van eeuwen her.

Zo treft men in de Kerkelijke Rekening van de Hervormde Kerk van het jaar 1686 “Gepresenteert bij den rendant aan de Wel. Ed. Heere Drossaart Loten, burgemeesteren en schepenen op der Stedenhuijse van Leerdam op den 28e mey 1690 ouden stijll”, o.a. de namen van leveranciers aan de kerk van kaarsen, wijn, brood, bezems, borstels, zand, spijkers of voor verrichte reparaties door de meester leidekker en meester timmerman aan van Antonie van Meeuwen, Abram Aertsen van Bommel, Jac. Snoek, Jan Herberts van der Leeden en Meerten Willemszn van Veen.

In de notariële archieven rond de jaren 1826 en volgende komen namen voor als Cornelis Kool, bakker; Gijsbert van Munster, metselaar; Huibert Sprong, stoelenmaker; Hendrik de Weert, koekkramer; Jacobus van Tiel, meester kleermaker; Jan Kruis, koopman en Jan van Tiel, verwenmaker.

Het geslacht Grijns
Een naam, die al in een zeer vroeg stadium genoemd wordt en vervolgens eeuwen lang regelmatig in officiële stukken en in de literatuur opduikt, is die van het geslacht Grijns, aanvankelijk geschreven als De Grijns. Een familie, die thans niet meer in Leerdam woonachtig is, doch die eeuwen lang een vooraanstaande plaats in het maatschappelijk en kerkelijk leven van de stad Leerdam heeft ingenomen.

Onze belangstelling voor dit geslacht werd gewekt, toen we kort na elkaar in verschillende publicaties, betrekking hebbend op ver uiteen liggende tijdstippen, de naam (de) Grijns aantroffen.

In een artikel in “De Gecombineerde” van enige tijd geleden, van de hand van oud-stadgenoot J.A. de Wit, te Heerde, over de in Leerdam geboren geleerde Cornelis Jansonius, wordt vermeld, dat Jan Pieter Grijns in 1573 voor de door de hertog van Alva ingestelde Bloedraad werd gedaagd, wegens ketterij ter door werd veroordeeld en in Asperen is opgehangen.

In zijn boek “Leerdam in de Gouden eeuw” beschrijft de heer R. v.d. Berg een conflict in het jaar 1628, waarbij de burgemeester Hendrik Dircksz Grijns, die tevens ouderling was, betrokken was. Het ging over de benoeming van een portier van de Hoogpoort, dat door de burgemeester op een verkeerde plaats zou zijn aangekaart, namelijk in een onderonsje met ds. Colonius, voor de aanvang van een kerkenraadsvergadering. Dat was tegen het zere been van de stadssecretaris en een aantal leden van de magistraat, die dit ter ore was gekomen. Een rel was het gevolg.

In een artikel over de steenfabricage in de gemeente Beesd, verscheen in het “Mededelingenblad” van de Historische Kring West-Betuwe, geschreven door de heer G.B. Jansen te Zevenaar, wordt vermeld, dat in het jaar 1875 Cornelis Dirk Grijns, wijn- en houthandelaar in Leerdam, de steenoven van Beesd heeft gekocht.

Uit de oprichtingsakte uit het jaar 1865 van de vennootschap “De Leerdamse Stoomboot Maatschappij” blijkt een Cornelis Dirk Grijns tot de eerste aandeelhouders te behoren.

In een notariële akte uit 1882 wordt vermeld, dat P.G. Schalij, Cornelis Dirk Grijns en J.A. Burgers een vennootschap hebben opgericht onder de naam: Varsseveld en Compagnie.

Deze gegevens al waren voldoende om de indruk te wekken, met een geslacht te doen te hebben, dat enkele eeuwen lang een belangrijke positie moet hebben ingenomen in het plaatselijk leven van Leerdam. Nader onderzoek heeft deze indruk niet alleen bevestigd, maar nog aanmerkelijk versterkt.

Bij het Centraal Bureau voor Genealogie troffen we een flink aantal gegevens over het geslacht Grijns aan, evenals in het kerkelijk archief. Op de oude begraafplaats aan de Lingedijk troffen we nog enige grafzerken aan uit begin 1800 van de familie Grijns.

Beeldvorming
Uit de aldus verkregen gegevens laat zich het beeld opbouwen van een geslacht, dat tot de gegoede stand, tot de notabelen van de stad behoorde. Het geslacht is zeer actief in ambacht, handel en later in de industrie, maar ook op bestuurlijk en kerkelijk vlak heeft het zeer nadrukkelijk aan de weg getimmerd.

Onder de beroepen, die leden van dit geslacht hebben uitgeoefend, treffen we eeuwen lang veel bakkers aan. Voorts schilders, timmerlieden, kooplieden, wijn handelaren, maar later ook ondernemers, die zoals hierboven reeds werd aangeduid, o.a. mede-opichter waren van enkele vennootschappen, die steenfabrieken exploiteerden in Asperen, Leerdam en Beesd en eigenaar waren van één van de eerste glasfabrieken in Leerdam.

Het moet ook een vermogend geslacht geweest zijn. Het bezat huizen in de Kerkstraat, Achter de Kerk, Nieuwstraat. Vlietskant en Hoogstraat. Het was voorts eigenaar van landerijen in Kortgerecht, Middelkoop, Acquoy, Oosterwijk, de Meent, Oud-Schaik en het leende gelden uit op hypotheek.

De in het jaar 1672 levende familie Grijns moest meebetalen aan de brandschatting, die de Franse overheersers aan de bevolking hadden opgelegd.

Verschillende leden van het geslacht sloten een goed huwelijk. Eén dochter trouwde in 1829 met de Gorcumse apotheker Antoine Guillaume de Graaff en emigreerde met hem naar Zuid-Afrika. Een andere dochter huwde in 1852 de steenfabrikant Pieter van Voorthuizen. Een derde dochter Catharina Wilhelmina Grijns koos de glasfabrikant Paulus Pelgrim tot echtgenoot. Cornelis Dirk Grijns huwde in 1860 de dochter van de geneesheer Gerrit Seret.

Ook op bestuurlijk, maatschappelijk en kerkelijk terrein heeft het geslacht Grijns een belangrijk stempel op het leven in Leerdam gedrukt. Reeds in de jaren 1600 vervulde Hendrik Dircksz Grijns vele malen de ambten van burgemeester en schepen. Voorts trad hij op als gasthuismeester en gaardermeester van de stadsgelden. Daarnaast fungeerde hij vele malen als ouderling van de Hervormde Kerk. Zijn zoon Peter Hendriks Grijns trad in de voetsporen van zijn vader. Ook hij werd enkele malen burgemeester en schepen van de stad, vervulde de functie van gasthuismeester en werd eveneens geroepen de kerk te dienen als ouderling. Een andere zoon, Jan, is ook een aantal jaren als gasthuismeester werkzaam geweest.

In latere jaren treft men onder de namen van de raadsleden en wethouders, die de stad bestuurd hebben, verschillende keren een Grijns aan. Enige honderden jaren lang, tot ver in 1800, fungeren leden van het geslacht Grijns als ouderling of diaken in de kerk.

In 1892 gaat Cornelis Grijns, een wel bijzonder ondernemend man, zich met zijn echtgenote metterwoon in Utrecht vestigen. Hij is dan 64 jaar oud. Zijn kinderen waren successievelijk al eerder uit Leerdam vertrokken. Daarmede kwam een einde aan de aanwezigheid in Leerdam van een geslacht, dat hier meer dan drie honderd jaar gevestigd was. Vastgesteld mag worden, dat dit vertrek voor de Leerdamse gemeenschap een gevoelig verlies heeft betekend.

Enkele algemene aantekeningen
Nog enkele opmerkingen van algemene aard. Het is bekend, dat de leeftijd, waarop men in vorige eeuwen trouwde, vrij hoog lag. Zo rondom 30 jaar, zeer vaak er nog boven.

Ook is uit publicaties bekend, dat de kindersterfte in vroeger jaren heel hoog was. Een lage levensstandaard bij de grote massa, tot uiting komend in een slechte huisvesting, onvoldoende warmte, verkeerde voeding, slechte hygiëne, verder ook een beperkte kennis bij de medici, kunnen als oorzaken van één en ander worden aangemerkt.

Hoe was dat nu bij het geslacht Grijns, dat eeuwen lang tot de goede stand heeft behoord en dus betere levenskansen gehad moet hebben?

Uit de genealogische gegevens van dit geslacht valt op te maken, dat de leeftijd, waarop de mannen in het huwelijk traden, varieerde van 22 tot 29 jaar. Voor de vrouwen lag dit tussen 21 en 24 jaar, met enkele uitschieters naar 27 jaar.

Het kindertal per gezin liep uiteen van 2 tot 8 en in één geval tot 11, waarbij het gemiddelde per gezin tendeerde tot 5. Opvallend is de hoge kindersterfte in het gezin van Cornelis Grijns en Heijltje Rigt, dat 11 kinderen kreeg tussen 1717 en 1734, waarvan er niet minder dan 5 de naam Arien gedragen hebben. Overigens wel uitschieter in het geslacht, hoewel ook in de volgende generaties enkele sterfgevallen op jonge leeftijd zijn voorgekomen.

Bezien we de leeftijden, die de telgen uit het geslacht bereikt hebben, warbij leeftijden van 82 tot 87 geen uitzondering waren, dan mag geconcludeerd worden met een sterk geslacht te doen te hebben.

Dit alles overziende kan vastgesteld worden, dat de betere omstandigheden, waarin het geslacht Grijns geleefd heeft, wel degelijk een gunstige invloed gehad moet hebben op de levenskansen.

 

Deel 2
Genealogie geslacht Grijns

I. Hendrick Dircksz. Grijns
Leefde van ca. 1580 tot 1667. Woonde in eigen huis in de Nieuwstraat; bezat land in Kortgerecht; was burgemeester tussen 1601 tot 1634; was schepen, gasthuismeester, gadermeester stadsgeleden, ouderling. Betaalde in 1621 aan de rentmeester f 960,- bedegeld voor de stad voor de graaf van Leerdam.

Kinderen:
Dirk.
Trijntje, ongehuwd.
Jenneke, ongehuwd.
Teuntje, geh. met Cornelis NN.
Peter, geh. met Maaijke Gijsberts.
Jan (zie II)

II. Jan Hendrickzn Grijns
Overleden 1671. Beroep: schilder-glazenmaker. Had land op Middelkoop, Acquoy en Oosterwijk; woonde Achter de Kerk en in de Kerkstraat; bezat twee zilveren bekers; was gasthuismeester 1640/42.

Gehuwd met Anneke Ariens.

Kinderen:
Anneke, geb. 1635.
Arien Jansen Pijl (zie III).
Hendrik, geb. febr. 1641.
Maaike.
Johannes, geb. 1648.

III. Arien Janszn Pijl Grijns
Geboren 1638; gehuwd met Jannetje Cornelisdr. Cessel.

Kinderen:
Jan Ariensz, ged. 1-4-1677, overleden 25-3-1747.
Cornelis (zie IV).

IV. Cornelis Grijns

Gedoopt 15-4-1688, overleden 1770. Gehuwd op 2-8-1716 met Heijltje Right, overleden op 11-9-1741. Woonde in de Molenstraat, had land in De Meent; beroep: bakker, is ouderling en diaken geweest.

 

Kinderen:
Arien, ged. 30-5-1717.
Francois, ged. 10-10-1718, overleden 1791; was bakker, ouderling en diaken.
Arien, ged. 13-11-1720, overleden 9-12-1720.
Arien, ged. 6-3-1722.

Jan (zie V).
Arien, ged. 28-3-1723; was bakker en ouderling.
Jannigje, ged. 10-6-1725; gehuwd met Steven Drooglever.
Arien Franke, ged. 21-9-1727, overleden 16-11-1810.
Heijlke, ged. 12-12-1731, overleden 26-3-1801; gehuwd met Jacobus IJzerman.
Arie Pijl, geb. 3-3-1734.
Catharina, geb. 3-3-1714.

V. Jan de Grijns
Geboren 28-3-1723, overleden 1810; gehuwd op 30-6-1745 met Catharina Nieuwenhuijzen, geb. 21-12-1721, overleden 8-9-1800; was bakker; woonde zuidzijde Kerkstraat, strekkende tot de stadswal.

Kinderen:
Heyltje, geb. 19-6-1746 is innocent.
Jan, geb. 1-3-1748, overleden 29-7-1825; was broodbakker en ongehuwd.
Cornelis, geb. 6-1-1751, overleden 16-1-1830 (zie VI).

VI. Cornelis de Grijns
Geboren 16-1-1751, overleden 16-1-1830; gehuwd met Geertrui de Leeuw, geb. Culemborg 3-5-1749, overleden 13-3-1841; was bakker, eigenaar van de glasblazerij, diaken en ouderling; woonde Kerkstraat westzijde.

Kinderen:
Jan (zie VIIa).
Cornelia, geb. 20-7-1774.
Frans Arie (zie VIIb).
Willem, geb. 27-4-1780, overleden 4-8-1859; was timmerman-molenmaker.
Cornelis Gerardus (zie VIIc).
Catharina Wilhelmina, geb. 30-1-1785, overleden 6-3-1860, gehuwd met Paulus Pelgrim, glasfabrikant.
Floris Cornelis, geb. 15-4-1787, overleden 5-9-1827 te Amsterdam.
Johannes (zie VIId).

VIIa. Jan Grijns
Geboren 18-11-1772, ovrleden 2-1-1832; gehuwd 19-5-1799 met Grietje Kloek; was bakker, woonde Nieuwstraat.

Kind:
Cornelis, geb. 16-4-1800.
Hertrouwt met Christoffelina Elisabeth Saaymans op 12-6-1802 te Middelburg.

Kinderen:
Mathina of Mathissa Johanna, geb. 25-5-1803.
Geertrui Cvornelia, geb. 24-4-1804; gehuwd met Gerrit Cornelis van Hattem.
Maria Pieternella, geb. 29-4-1806.
Cornelis Johannes, geb. 29-11-1809, overleden 14-5-1819.

VIIb. Frans Arie Grijns
Geboren 17-11-1776, overleden 15-10-1814; beroep: bouwman; gehuwd op 3-11-1805 met Abigaal Appeldoorn, ged. te Rotterdam 21-9-1783.

Kinderen:
Geertrui Cornelia, geb. 17-4-1808, overleden 19-6-1864.
Jan, geb. 25-10-1809.
Willemina Huberta, geb. 9-8-1813.

VIIc. Cornelis Gerardus Grijns
Geboren 15-5-1782, overleden 2-1-1857. Glasfabrikant, lid gemeenteraad; gehuwd met Elisabeth Drooglever, geb. 28-2-1781, overleden 25-12-1847; woonde Hoogstraat, later Breestraat

VIId. Johannes Grijns
Geboren 21-8-1790, overleden 4-1-1874. Bakker, diaken en ouderling; gehuwd met Elizabeth Cornelia Rijnberk, geb. 12-3-1794 te Zoelmond, overleden 18-3-1860; woonde Kerkstraat.

Kinderen:
Cornelis Johannes, geb. 1-7-1821, overleden 11-1-1825.
Dirk Adrianus, geb. 2-6-1823, overleden 21-10-1825.
Geertruida Cornelia, geb. 1-8-1825, gehuwd met Pieter van Voorthuijsen, steenfabrikant.
Cornelis Dirks (zie VIII).

VIII Cornelis Dirks Grijns
Geboren 12-3-1828; beroep: houthandelaar. Richtte in 1882 samen met P.G. Schaly en J.A. Burgers de vennootschap Varsseveld en Comp. Op. In 1865 mede-oprichter “Leerdamse Stoomboot Maatschappij”. Kocht in 1875 een steenoven in Beesd. Was wethouder 1876. Gehuwd op 8-8-1860 met Janetta Christina Adriana Maria Seret, dochter van geneesheer Gerrit Serret. Woonde Kerrkstraat A98 en 144. Vertrokken naar Utrecht 1-8-1892.

Kinderen:
Johannes, geb. 18-6-1861.
Maria Theodora, geb. 26-8-1863, gehuwd op 15-9-1887 met Arnout Tukker te Leeuwarden.
Gerrit, geb. 28-5-1865, vertrokken naar Delft 1880.
Elizabeth Cornelia, geb. 31-1-1868.
Geertruida Cornelia, geb. 26-10-1873, vetrokken naar Utrecht 1-8-1887.

Hiermede kwam een einde aan de aanwezigheid van telgen van het aloude geslacht (De) Grijns in Leerdam.

K. van Baren
Jaargang 4 nr. 1 en 2