Enkele Leerdammers met een geboortedatum variërend tussen 1920 en 1930 troffen elkaar op een decemberdag op de Hoogstraat, ongeveer bij de Ned. Ger. Kerk aldaar. Omdat zij rijkelijk vroeg waren voor hun afspraak besloten zij een wandeling door Leerdam te maken. En zo liepen zij over de Hoogstraat. De huisjes tegenover de kerk zijn weg, maar de steeg naast het oude pakhuis van Kramer is er nog. Via de steeg kan men naar de steiger en komt men uit op de Zuidwal. In die hoek is niet veel veranderd, uitgezonderd de geveltjes die wat opgeknapt zijn. O ja, in één van die huisjes tegenover de kerk heeft Kees Planken lang gewoond. Het daarnaast liggende huis, waarin tijdens de laatste wereldoorlog NSB-ers woonden is geheel verbouwd.
De Steeg, aan de linkerzijde van de Hoogstraat is er niet meer. Door die steeg ging men vroeger naar de ‘Bibliotheek van het Nut van het Algemeen’. Vanzelfsprekend is ook de bibliotheek er niet meer te vinden. Als ik mij goed herinner is die destijds overgeplaatst naar het oude mannenhuis in de Nieuwstraat (het latere Politiebureau).
Ook de smederij, waar op de deur een bord was aangebracht ‘Onder toezicht gediplomeerd hoefsmid’ is eveneens verdwenen, er blijkt nu een kantoor in gevestigd te zijn. Ook de uitdragerij van ‘Van Duffelen’ is er niet meer. De etalages zijn er nog, maar op de deur en de ramen staat nu met grote letters ‘Turkse koffieshop’.. Maar zowaar, op de hoek van de Hoogstraat-Markt is nog de winkel van Van Duffelen gevestigd.
Aan de overzijde, hoek Hoogstraat-Grote Steiger, is nu Van Wijks bazar. Vroeger woonde daar Herman van Ameide; hij en zijn moeder dreven daar een lappenwinkel en Herman ging, per fiets met een bagagedrager op het stuur, met ellenwaren de boer op.
De andere hoek Hoogstraat-Markt is ook drastisch veranderd. Waar vroeger het café van Van Aalst was, waar je zo vanaf de Hoogstraat in de gelagkamer kon kijken, liggen nu boeken in de etalage. Het blijkt dat de zoon van de boekhandelaar op de Hoogstraat, die vroeger naast het café woonde, zij zaak drastisch heeft uitgebreid.
En nu de zaak tegenover de boekwinkel, hoek Hoogstraat-Grote Steiger, waar vroeger naaimachines voor het raam stonden. Deze is nu ingericht voor de verkoop van allerlei artikelen die bij allerlei wedstrijden van pas komen en waar eens het ‘Balkengat’ was, daar ligt nu de welvaart, of misschien voor velen ‘de schuld’, van Leerdam in de vorm van tientallen pleziervaartuigen.
Maar terug naar de Hoogstraat. Geen kazen meer in het pakhuis van de Stigter, later ‘De Emka’. En ook de smederij van de oude Piet Geurs is weg. Waar eens de oude smid met zij zoon achter het smidsvuur, aambeeld of luchtdrukhamer stonden, zwemmen nu vissen in een aquarium en lopen cavia’s, marmotten, hamsters e.d. in kooien rond. Er is nu een dierenwinkel gevestigd.
‘Overigens’, zegt één van de wandelaars, ‘over die smid kan ik je nog een mooi verhaal vertellen. Zijn materialen werden vroeger per boot aangevoerd en kwamen dan aan bij de Steiger. Daar was van alles bij. Piet na namelijk veel werk aan in Amsterdam. Daar heeft hij verschillende bruggen gebouwd, die werkelijk staaltjes van vakmanschap waren.
Op een goed dag kwam er weer ijzer aan, U- en H-balken, van die hele zware jongens. Die balken werden op een wagentje gelegd, zodanig dat het gewicht aan beide kanten verdeeld was. Daarna duwde de hele ploeg uit de smederij het wagentje de hol op en ging het naar de werkplaats.
Maar die middag lukte het niet, eerst had men moeilijkheden met het tegen de hol op duwen en daarna kon men niet door de grote deuren van de werkplaats. De balk was gewoon te lang en hoe men ook paste en mat, het ging niet. Of het kostte een etalageruit van de boekhandelaar aan de overkant, of en ruit van het café daarnaast. De boekhandelaar, die alles vanuit zijn winkel gadesloeg, kwam nieuwsgierig naar buiten en bleef in zijn winkeldeur staan. Waarschijnlijk dacht hij: dat krijgen ze lekker niet voor elkaar. Nu waren de smid en de boekhandelaar nooit van die dikke vrienden geweest. Nog eens passen en nog eens meten, maar het ging gewoon niet. Totdat de knecht van de smid een geweldig idee kreeg. ‘Het is te proberen’, zei de smid.
De smid, die het karretje met de balk aan de vorknat stuurde, liep op de boekhandelaar toe. De boekhandelaar week iets opzij, werd onder luid protest weggeduwd en de smid stuurde het einde van e balk de winkel in, over de toonbank, langs de kassa en de prachtige boeken en ja hoor, na veel wringen en schaven langs de muur draaide de balk de smederij in. Toen had je de boekhandelaar moeten horen. Ja dat heeft de smidsknecht mij verteld. Bij die smidsknecht van toen ben ik jaren ‘vooslager’ (= leerling-smid) geweest. Diezelfde smidsknecht verteelde mij ook het volgende verhaal:
‘Het was in de tijd dat de luchtdruk- en stoomhamer in opkomst waren. Een aangezien de smid veel zwaar smeedwerk had, had hij ook zo’n ding gekocht. Rechts boven de smederij woonde een kolenhandelaar. En de smid kon niet alleen met de boekhandelaar slecht opschieten, maar met de handelaar in kolen al helemaal niet. Nu moet u weten dat zo’n hamer ontzettend doordreunt, ik weet dat uit ervaring. En wat deed de smid nu? Als hij zwaar werk had dan zei hij” ‘laat maar liggen tot morgenochtend vijf uur’. Nu kan men begrijpen wat er toen gebeurde, de kolenhandelaar lag in diepe slaap en dan begon de smid ’s morgens om vijf uur. De wekker en de vazen vielen bij de bovenburen van de kast. Maar dat ook zijn eigen vrouw en kinderen nog sliepen, daar trok de smid zich niets van aan’.
Maar laten wij weer verder gaan, zei één der wandelaars. De bakkerij van Roos, naast de smederij, is er ook niet meer. Het is nu een gesloten huis en er tegenover en er tegenover, waar eens koehalsters, touwen, hengels e.d. verkocht werden nu sportartikelen voor de etalage. Het ‘Leger des Heils’ is nog wel te vinden, maar we zoeken tevergeefs naar het winkeltje van ‘Dries de Jood’, handelaar in tweedehandsartikelen. Een eindje verder was de Gasthuisstraat, waar Janus de smid nog lang heeft gewoond en op de hoek van de Gasthuissteeg was vroeger een brandweerhuisje.
De werkplaats van Siemon van Kley, de kleine besnorde loodgieter, is ook weg. En waar vroeger Viseé haarden en kachels verkocht is nu een rijwielzaak gevestigd. Deze rijwielhandelaar heeft ook de olie- en kolenhandel van Brouwer in zijn zaak opgenomen. Even achterom kijkend zien wij dat ook de vroegere kolen- en turfhandel er nier meer is. ‘Jeans’ staat er nu op een etalage. (Dat zijn een soort broeken, geloof ik).

Wij zijn de Hoogstraat gepasseerd en gaan linksaf de Vlietskant op. Waar nu rijwielen voor de etalage staan was vroeger het pakhuis van Brouwer, die tegenover het pakhuis ook een ijzerwarenhandel had. Op de Hogenhoek, waar nu de kapper zijn klanten helpt, was voor de oorlog en winkeltje gevestigd, het kan ook een pand verder geweest zijn. De naam van de winkelier zijn we vergeten, maar het waren mensen uit Zeeland. De vrouw van de winkelier was altijd gekleed in de Zeeuwse dracht.
‘Naast deze winkel woonden de vader en moeder van Totsie’, zei één van de wandelaars, ‘een oude klasgenoot van mij. De vader van Totsie was een klein mannetje, die altijd achter op het steppie (een ijzeren pen aan de achteras van de fiets) opstapte. De schooljeugd plaagde hem daar nogal mee en riepen dan bij het opstappen: ‘daar gaat ie dan, één, twee, hup’.
Op de hoek van de Kerkstraat-Hogenhoek was vroeger een kruidenierswinkeltje gevestigd. Als ik het goed heb, was dat De Jong. Hij was een grote zware kerel en zij een klein vrouwtje. Zo klein, dat ze op een soort vlondertje achter de toonbank stond. Er werd nogal eens gevraagd: ‘ wat denk je dat het vrouwtje weegt?” Het antwoord was dan meestal: ‘nou, toch zeker niet meer dan 80 pond’. Waarop de vragensteller prompt antwoordde: ’dat vrouwtje weegt de hele dag, suiker, zout, griesmeel en noem maar op’.
De damesmodezaak is er nog, maar boekhandel T.H.S. is geheel verbouwd en herbergt nu een filiaal van de kruidenier die op de kleintjes let. De kastanjebomen daar tussen en de witgoedhandel van Spruyt zijn er nog wel.
‘Als ik mij goed herinner’, zei één van de wandelaars, ‘dan was er vroeger naast Spruyt een café’. Verder lopend zien wij dat in de voormalige zaak van Bram Verwoert (radio’s e.d.) een hoedenzaak gevestigd is.
Aan deze zijde van de Vlieskant zieken wij tevergeefs naar de zaak van metselaar van Lit, het snoepwinkeltje van de vrouw van Aart Kool en de stalhouder Van den Heuvel. De panden van de kruidenier Versluis, schilder de Bok en de viswinkel van Van Krieken worden nog wel herkend (nu vishandel de Graaf, de Bok en Van Drunen en bloemenmagazijn “Mille Fleur”).
De schilderszaak van Van Thiel, naast de smederij van Van Karsen is weg. Het pand is er nog, maar er staan geen paarden meer in de hoefstal en het ruikt er ook niet meer naar geschroeid hoorn van de paardenhoeven.

Laten we eest deze kant van de Vlietskant maar verder bekijken. De ene hoek hoek Bergstraat-Vlietskant is helemaal verdwenen. En daar ergens in dat verdwenen rijtje was een snoepwinkeltje. Nu soepwinkeltjes waren er genoeg in die dagen, want wat was je rijk met een cent, laat staan met een stuiver. De winkel van Den Hertog is er nog maar er is nu een kledingmagazijn in gevestigd. Ook de sigarenwinkel waar vroeger Evert de Veer, Maison De Veer, sigaren verkocht is in een videotheek veranderd. In de zaak op de hoek van de Noordwal-Vlietskant, waar vroeger met grote letters ‘Koloniale waren’ opstond worden nu andere artikelen verkocht. De ingang van deze zaak, die vroeger aan de kant van de Noordwal was, is nu aan de kant van de Vlietskant. In de ‘Noorderpoort’ verkocht Jo de Veer serviesgoed.
Keren wij nu even terug naar de andere kant van de Vlietskant, vanaf de winkel van Spruyt. De dameskapsalon was er vroeger niet, er woonde destijds iemand van de gasfabriek. De drogist is er nog en de ijzerwarenhandel van Bogerd is geheel verbouwd en ook hier worden andere artikelen verkocht.
Slager de Wit, aannemer van Meeuwen, de sigarenzaak van Somer, kapper Bram Bos, de wollen deken- en beddenzaak van Van Wijk en de hoeden- en pettenzaak van kleermaker Weeland zoeken wij tevergeefs. En waar eens een brandweerhuisje en een urinoir stonden is nu een parkeerplaats gekomen.
Hotel ‘Lucullus’ neemt de hele andere hoek in beslag. Er loopt geen smalspoor meer over het Voogdplein. Dat smalspoor liep vanuit de ingang van zagerij en houthandel ‘Varsseveld’, nu begin Gen. Pironstraat, naar de losplaats aan deze kant van het station.
‘Ik zie ze nog gaan’, zei één der wandelaars, ‘in manchester broek, leren sloof voor en de pet op, duwende achter een lege- of volle lorrie. Ook werd er wel gebruik gemaakt van paarden, ja, er is heel wat veranderd’.

Op het Voogdplein herkennen wij geen oude huizen meer. In één daarvan woonde de vroegere gemeenteopzichter. Deze opzichter kon geweldig goed tekenen. Hotel Kemp als stationskoffiehuis, het boerderijtje van Jochem Verhage, de garage van Teunis Kool, het huis van dokter Brakenburg, ’t allemaal verdwenen. En waar vroeger de winkel en groentehandel van Spiering was, is nu een zelfdoenerszaak. Het huis waar voormalig kerkmeester De Veer in woonde staat er nog.
Linksaf gaande komen wij in de Meent. Aan de linkerzijde is er weinig maar aan de rechterzijde des te meer veranderd. Het huis van de vroegere tandarts is verbouwd tot een bank. In de slagerij van Pannekoek is nu een filiaal van een stomerij gevestigd. Voor dit pand staande zegt één van de wandelaars: ‘Hiernaast stond vroeger, voor de oorlog,een soort serre. Daar is een bloemenwinkel, een drogisterij en later een patatzaakje in gevestigd geweest’.
De voorzijde van de Prins Hendrikstraat is onveranderd. Ook de daarnaast staande huizen zijn nog steeds hetzelfde. Maar de garage van Verhoeven is verdwenen en ook de melkfabriek evenals de laatste stadsboerderij zijn niet meer terug te vinden.
Daarna komen we aan een gedeelte waar nogal het een en ander is veranderd. De kiosk van fotograaf Lemmen, waaruit ooit eens door eens door de melkfabriek ijs werd verkocht, is verdwenen.
‘Kijk, daar woonde vroeger bloemist Nachtegaal, daar was het woonhuis en daarnaast aan de linkerkant was de bloemenwinkel. Rechts van het huis stonden broeikassen. Ik herinner mij nog dat er achter in de tuin van de bloemist een loods stond. Op die loods was met grote letters geschilderd ‘Stemt Colijn’. Naast de bloemenwinkel stond de bank van Theunissen’. Nu staat er een grote bank en is er het ‘Dr. Reilinghplein’.

Naast de bank van Theunissen was een lang gekoolteerd hek. Enige tientallen meters van de straat woonde toen slager Okkers. Voor het huis was een trapje en er waren ook nog twee huisjes achter. Later zijn deze huisjes aan de Meent ervoor gebouwd. De achterliggende boomgaard en de slagerij zijn later overgenomen door ‘Driessen en Verhagen’, bouwmaterialen. Inmiddels is dit alles verdwenen en is er een parkeerplaats gekomen.
Voor, op de kop van de Meent, woonde vroeger gemeentesecretaris Bouwman en de huiseigenaar van Ameide, daar zijn nu een kapsalon en een rijschool gevestigd.
Verder lopend en naar rechts kijkend zien wij dat de grote gashouders op de gasfabriek gesloopt zijn en dat in de voormalige directeurswoning eerst een muziekschool en nu een administratiekantoor is gevestigd.
De daarop volgende huizen zijn vrijwel niet veranderd. In de slagerij van ‘Willem in de Meent’ is nu een Turkse winkel. De winkels van de Coöperatie en de glaswinkel zijn er ook nog, maar ook daar wordt nu iets anders verkocht. Op de kop van de Wilhelminakade, dat vroeger een woonhuis was is nu een zuivelhuis gevestigd.

En dan komen wij op het Meentplein, vroeger in de volksmond ‘Dorus van de Weteringhplein’ genoemd. Hier moeten wij even stilstaan. In de schoenenzaak van Bas van Gent is nu een stoffenwinkel gevestigd, maar de winkel in babyartikelen is veranderd in een Chinees restaurant. Een waar vroeger Dorus van de Weteringh zijn kruidenierswinkel en sigarenmagazijn had worden nu bloemen en planten verkocht.
‘Kijk, daar was vroeger een plantsoentje en daar en daar stonden baken en daar links ging je naar de Looierij (de Singel)’, merkt één van de wandelaars op. Nu davert er de hele dag zwaar verkeer, want de provinciale weg is daar na de oorlog aangelegd.

Wij vervolgen onze weg over de (vernieuwde) ‘Witte Brug’ en komen zo op de huidige Westwal, vroeger Moffenwal genoemd. In de oude ‘Witte Brug’ was en steen gemetseld waarop stond: ‘Tijdens de grote wereldbrand, kwam deze brug tot stand’. De steen wordt bewaard in het museum van Leerdam. Op de Westwal aangekomen zien we dat het café ‘De Witte Brug’ is afgebroken en waar vroeger groenteboer Ruth Stek en de oude Verwoert groenten en aardappelen teelden, staat nu een kerk.
Van de ‘molen van Kon’ is slechts een stomp over. Het huis waar eens Geert Kon gewoond heeft is verbouwd. En waar eens de hooischuur stond, die voor de tweede wereldoorlog afgebrand is, staan nu auto’s.
‘Kijk in dat huis woonde de oude Kon’, zei één der wandelaars. ‘Ik kan mij nog herinneren dat de stal naast de woning vol met koeien stond. Het waren lakenvelders. Die koeien danken hun naam omdat ze een wit lijf hebben en een zwarte kop en een zwart achterstuk, zodat het lijkt of ze een laken om hebben. Zodra het voorjaar werd, werden de koeien naar de Parallelweg gedreven en waar nu een stuk van de Sperwerlaan is en een groot aantal huizen staan, was vroeger het land van Kon. En daar liepen die Lakenvelders.
Ook werd er verteld dat de oude Kon niet zo best met de burgemeester Mees op kon schieten. Hij had daarom één van zijn paarden Mees genoemd. Reed Kon met zijn wagen door Leerdam en de burgemeester kwam er aan, dan vuurde hij zijn paarden aan met: ‘hup Mees, lopen jongen’. Maar ja, in hoeverre dat waar is weet ik niet.
Kijk, de molen is overigens tweemaal zo hoog geweest maar na een brand, die ik mij nog goed herinner, is er een stuk van de molen gesloopt. In de molen is nog een steen gemetseld met een wapen en een opschrift. Wat er staat is niet meer te ontcijferen’.

Verder gaande zien we dat aan de rechter kant van de Westwal een aantal huizen, een hele rij, is gesloopt en men heeft daar nu parkeerterrein van gemaakt. Ook het Oranjeplein is parkeerterrein geworden. Het huis van de varkenshandelaar Jilis de Jong staat er nog. Maar waar vroeger oliehandelaar Versluis zijn zaak had, dat kunnen we niet meer nagaan. De oliehandelaar ventte voor de oliemaatschappij ‘Esso’ met petroleum langs de huizen. Hij maakte daarbij gebruik van een paard en wagen. Eens is die wagen in de brand gevolgen. De olieman reed de brandende wagen midden op het plein en daar is die toen totaal uitgebrand. Ook de slagerij van slager de Jong is er niet meer.

Links van de Westwal is bijna alles veranderd. De huizen tussen de Bergstraat en het café van Hattenbach zijn verdwenen en er zijn nieuwe woningen gebouwd. De slagerij van Walter, het winkeltje en de klompenhandel van de gezusters Roza, meelhouder Kruyt, de kruidenierswinkel en het klompenwinkeltje van Groen zijn allemaal afgebroken.
Op de hoek van de Westwal-Kerkstraat worden nu brillen verkocht. Vroeger was daar de winkel van Kruyt gevestigd, die er sterke drank en allerlei zaden voor vogels verkocht. Op het pand stond: ‘Koloniale waren’.

We gaan nu linksaf de Kerkstraat in en moeten wel wat opschieten. Hier was eens de Leerdamse apotheek en later kapsalon van Doesburg gevestigd. Waar enige jaren geleden garage Ames was is nu de Hema gekomen. Het poortje van Willem van Oranje is gelukkig nog in zijn oude staat, maar de winkel waar eens de gebroeders Snoek hun textiele handelswaar verkochten worden nu schoenen en kaas verkocht. Het pand is ook niet meer als zodanig te herkennen.
De boekdrukker van de Boogaard, kleermaker de Zeeuw en de schoenen- en textielhandel van Bats zijn verdwenen. Het enigste wat we herkennen is de winkel van juwelier Basch. Het hek en de tuin voor de Grote Kerk zijn ook verdwenen.
Gaan we nog even terug naar het begin van de Kerkstraat. Het Veerhuis is er nog, maar er is geen veer meer. Je kunt er niet meer overvaren. Geen fiets meer huren of stallen, maar nu kun je er pannenkoeken eten. In de hoek was het museum ‘Het Poorthuis’ gevestigd. Het Hofje van Mevrouw van Aerden is gerestaureerd. De ingang is gewijzigd door er nadere trappen voor te maken. Er komen geen oude dametjes van de trap af en er wonen ook geen (binnen)vader en moeder meer. Ja, je tachtig zijn en nog naar een vader en moeder moeten luisteren. Op het Hofje wonen nu jonge dames en een huismeester met zijn vrouw. En waar vroeger de zogenaamde ‘Gang’ was en het huis van de vader en moeder (rechts van de trap) worden nu huwelijken voltrokken en vergadert de gemeenteraad.

Op de hoek van de Kerkstraat-Huisgracht is de bakkerij reisbureau geworden en de schoenenzaak van De Leeuw heet nu ’t Luifeltje, daar kan je koffie drinken. De pastorie staat er nog, maar de bakkerij van de Boef, de daarnaast staande hoeden- en pettenwinkel en ook de zaak van Broest zijn verdwenen. Er zijn andere zaken in gevestigd zoals de Marskramer. Slijterij van Wingerden en Hamberg dames- en herenkleding nemen hier een groot stuk voor hun rekening.
Snel nog even op de markt rondgekeken. Eerst maar even daar waar vroeger Harry Kervers zijn speelgoed- en horlogezaak had. Het pand is nu geheel verbouwd. ‘Juwelier’ staat er op de etalage. De winkel van Van Rij en de fietsenmaker van Tol is één pand geworden. Er is nu een grote zelfbedieningszaak in gevestigd. Naast de supermarkt, daar waar vroeger Reienga garen en band verkocht, is nu een assurantiekantoor.
Het café van Teun Verhoeven is er nog, maar heeft een andere eigenaar. De sigarenwinkel van Sjef Kervers is bloemenwinkel geworden en waar Goof Kool zijn fruit verkocht hoort nu ook bij de bloemenwinkel. Ook de bakkerij van wed. Boon is gesloten. Daarboven is een steen gemetseld: ‘In de Hollandse tuin’ staat er dacht ik op.

Hier eindigt de wandeling. Wij beseffen heel goed, dat wij op onze wandeling heel veel zaken overgeslagen hebben, dingen die wij niet weten, maar ook die wij zijn vergeten. Enkele noem ik er: het snoepwinkeltje van Kauffeld op de Egmondkade (nu Meent), het huis van de bekende en nooit te vergeten vogelkenner Dirk Kars, vishandel ‘De Oceaan’ op de Hoogstraat. De bruggen over de Meentvliet, die vernieuwd of weg zijn. De Katholiek Kerk, die altijd een eigen pastoor had en zo zijn er nog veel dingen op te noemen.

Harm Walt

Jaargang 16 nr. 4