In het achttiende-eeuwse archief van de Gemeente Leerdam vindt men in stadsrekeningen van de periode 1756 tot en met 1769 in een aantal jaren posten betreffende betalingen aan inwoners, die geleverd hadden aan “de man met de botkar”. De bedragen varieerden van jaar tot jaar. Behalve een korte opsomming van de uitgaven ontbreken verdere gegevens. Ook in het negentiende-eeuwse gemeente-archief komt men wel eens de naam “botkar” tegen. Evenwel zonder aanvullende gegevens. Het gaat vermoedelijk om een man met een kar waarmee hij bot – een soort platvis – aanvoerde.
De stadsrekening van 1756 vermeldt dat aan Cornelis van Velpen f 13,– wordt uitgekeerd wegens leverantie van drank aan de botkar. Bedoeld zal wel zijn leverantie aan de man met de botkar. Ook in de volgende rekening komt die post voor. In de latere rekeningen, met name die uit de jaren tussen 1761 en 1770 vindt men Pieter Muller als leverancier. Wellicht betreft het hier herbergiers, die van stadswege en hartversterking mochten verstrekken aan de man, die zich zo veel opoffering had getroost om in het toen verre Leerdam te komen.
Dat brengt ons tot de vraag of het belang, dat de Gemeente en haar inwoners bij deze kar hadden zo groot was, dat zij zich verplicht voelde de visser op deze wijze te subsidiëren. Was het voor hem bedoeld als een prikkel om toch maar telkens de grote tocht, die hij maakte, te volbrengen? Was het aanbod van zeevis ui de Zuiderzee hier zo welkom? Er was toch altijd wel zoetwatervis ter beschikking in deze waterrijke contreiën? Was zeevis toen een luxe? Allemaal vragen, waarop niet altijd een pasklaar antwoord is te geven.
In een boekje over de plaatsen in het Gooi, en met name de vissersdorpen Bunschoten, Spakenburg en Huizen, las ik over de grote reizen die vissers met hun waar door het land maakten. In dit verband werden Utrecht, Vianen en zelfs Gorcum als bestemming genoemd. Gezien het bovenstaande hebben zij omgetwijfeld ook Leerdam aangedaan.

Het werkje van Dr. A. van Hulzen “Utrecht op oude foto’s van de Weerd tot de Tolsteeg” vermeldt, dat er een botmarkt – waar overigens ook allerlei andere vissoorten werden verhandeld – op verschillende plaatsen in de stad werd gehouden, het laatst op het Buurkerkhof, waarheen de markt in 1854 werd verplaatst. Op een foto omstreeks 1890 gemaakt, staan de karren van de botkarlieden uit Bunschoten en Huizen.
Nu de herkomst van de man met de botkar wel bewezen kan worden geacht blijft de vraag hoeveel keren in het jaar hij de vis naar Leerdam bracht, en of hij daar, evenals in Utrecht, een vaste standplaats had. Overigens was de visvangst wel aan bepaalde tijden gebonden.
Of de vissers uit het Gooi met hun koopwaar de Leerdamse weekmarkten altijd bezochten is ons niet overgeleverd. Deze markten werden in de 18e en 19e eeuw zowel op vrijhdag als op zaterdag gehouden.

B.J. de Groot

Jaargang 10 Nr. 4