Op het kaartje, dat Van Diepenem maakte, zien we leerdam omringd door grachten en wallen. Een restant hiervan is ook nu nog zichtbaar langs de Oost- en de Noordwal. De laagte bij het slachthuis geeft duidelijk de ligging aan van de oude gracht. De huidige Meentvliet is de afwatering van de polders Oud- en Nieuw-Schaaik en heeft als zodanig niets met de stadsgrachten te maken. Op de smalle strook grond tussen stadsgracht en Meentvliet zijn de huizen over deze Meentvliet, die aan de vroegere Egmondkade, het Postkantoor en RK-kerk gebouwd.
Staande op de hoek Vlietskant-Noordwal, weten we eertijds de Schoonrewoerdse- of Noorderpoort. Het terrein voor Lucullus was vroeger de uitgang van de binnenwerf van de houtzagerij. De verbindingsweg met de Oranje Nassaulaan was er vroeger niet, terwijl de Blaasbalg doorliep tot aan de huidige Kon. Emmalaan.
Wie had belang bij de smalle strook grond tussen stadsgracht en Meentvliet? De eerste gedachte gaat uit naar beweiding ervan. In oude notulen is sprake van een hek, dat hersteld wordt. Maar er is meer.
De waltoren op de hoek van de Oostwal bij de Noorderpoort stond bekend als de Lijndraaierstoren. Een benaming, die ons veel zegt. Daar was immers het domein van de lijndraaier of touwslager. Zo’n ambachtsman kon moeilijk in de stadsstraten werken. Hij had de ruimte, maar vooral een zekere lengte aan terrein nodig. Al maar achteruit lopend, moest hij zijn draden kunnen spinnen en deze later tot touw ineenslaan. Voor zijn lijnbaan had hij niet veel breedte nodig. Wat was dan beter geschikt voor dit werk dan de lange en smalle strook grond tussen gracht en wal? Ook b.v. in Vianen was de Lijnbaan buiten de Landpoort.

Hoe oud deze industrie in Leerdam wel was, weten we niet. Maar in de oudste rekeningen van de stad is sprake van een erfpacht staande op het huis van de lijndraaier aan de Schoonrewoerdse poort. Zelfs de namen van de touwslagers zijn ons bewaard gebleven. Cornelis Michiels, Peter Peters en Aert Ariens Oosterbaan komen lange tijd in deze rekeningen voor. Ze betaalden trouw hun erfpacht.

In later tijd vermelden de stadsrekeningen, dat de schoolmeester Rijser bij de Noorderpoort een huis had. Wellicht voor geldbelegging, want hij zelf woonde bij de school achter de kerk. Het is merkwaardig, dat meester Rijser op zijn grafsteen, die we nog in de kerk terugvinden drie takjes of rijsjes had staan. Of zouden het symbolen van de hennepplant zijn, waarvan men touw maakte?
De touwslager was in de stad een belangrijk man. Wie anders zorgde voor de tuigage van zeilschepen, voor repen van koeien en paarden en voor het klokketouw in de toren, dat zeker eens oer twee jaar vernieuwd moest worden?

Hoe lang de lijnbaan heeft bestaan, is niet geheel duidelijk. Ongeveer 1778 koopt echter de Sociëteit “Vreede en Vreugde” het terrein buiten de Noorderpoort, die het veld gebruikte om op te exerceren en ook als kolfbaan. In later tijd bouwde Wiggelinkhuizen zijn uitspanning buiten de stad (bij oude Leerdammers bekend als “Betje Buiten”), laatst bekend als hotel Kemp.

R. v.d. Berg

Jaargang 2 nr. 4