Verplaatsing van de afwatering
De afwatering van de polder Middelkoop of het Laageind in vroegere tijden heeft als verschillende lieden aangezet daarover te schrijven. Toegegeven moet dan ook worden dat het een eigenaardige wijze van waterafvoer was. Afwateringen van polders vinden in deze omstreken dikwijls in het uiterste westen plaats. Denk in dit verband maar eens aan de polders Kedichem, Oosterwijk, Vuren en Herwijnen. Toen de afwatering van de polder Middelkoop via Oosterwijk naar de Linge vastliep, koos men voor een afvoer naar de Zederik, waaraan de polder gelegen was. Twee molens verzorgden daar later de waterafvoer. Eén molen werd tussen 1551 en 1553 verplaatst naar de Zederik. In 1649 werd de andere molen vervangen door een tweede molen, die op de Zederik maalde. Hoewel de molens dus verdwenen waren, wilde dat nog niet zeggen dat de polder aanvankelijk geen bemoeienis meer had met de overbodig geworden watergang en de daaraan verbonden werken. Na het vervallen van het bemalingsstelsel hebben zich nog eigendomskwesties voorgedaan. Dit blijkt uit een overeenkomst tussen het polderbestuur en Jacob Bouwens te Oosterwijk, inzake het eigendomsrecht van de genelandskade oostelijk van de vliet met de daarop voorkomende beplanting van 1663. Nog niet zo lang geleden, namelijk in 1967 en 1969, had de polder Bruinsdel en Hoog-Leerbroek een geschil met de gecombineerde polders Nieuwland en Leerbroek over het onderhoud van een deel van de langs de Koenderseweg lopende Middelkopervliet, die hier nog zeer goed herkenbaar is. Overigens is het proces van achteruitgang van de vliet door demping of andere werken, van lange duur geweest. Toen de spoorweg werd aangelegd, welk werk in 1883 werd voltooid, bleek ook de aanleg van een parallelweg noodzakelijk voor het bereiken van net land door de gebruikers. Daartoe moest echter het “dode” eind van de Middelkopervliet ten noorden van de spoorlijn gedempt worden.

Ligging van de sluis
Behalve dan de vliet, de molens en de kade was er vroeger nog een markant punt dat herinnerde aan deze watergang. Dat punt werd gevormd door de doorgang van het water door de Lingedijk. Deze doorgang bevond zich op Leerdams gebied en wel op Klein-Oosterwijk oostelijk van de stoep van de Koenderseweg. Dicht bij de grens, dus van Groot en Klein-Oosterwijk, zal wel een grenspaal hebben gestaan en misschien zelfs een slagboom, zoals dat vroeger op grenzen wel meer voorkwam. Zo’n waterdoorgang door de dijk met een sluis daarin was natuurlijk voor de polder, die in dit geval ver daarvan verwijderd was, van groot belang. Hier kon men het sluismateriaal opslaan. Bovendien moest de sluis op gezette tijden bediend worden. Het is ook niet verwonderlijk dat op zo’n sluis een huisje met een schuurtje werd gebouwd om de beschikking te hebben over materiaal en mankracht. Zoals hierna zal blijken, is de sluis niet spoedig na het verdwijnen van de molens verwijderd. Op de sluis van de polder Middelkoop stond éénmaal ook een dergelijk huisje. Helaas is voorzover bekend van sluis en huisje geen afbeelding voorhanden. Vergelijkbare objecten zijn in de omgeving niet gemakkelijk te vinden. Gelukkig is er in de buurt nog een voorbeeld van iets dergelijks te vinden, namelijk de Boutensteinse sluis aan de Lingedijk tussen Rumpt en Gellicum. Een mooi voorbeeld van een oude sluis met oude gebouwen op en bij de sluis. Deze sluis vormde een belangrijk punt in de afwatering ter plaatse doch tevens was zij een schakel in de vaarweg tussen Culemborg en Zaltbommel via de Bisschopsgraaf en de Linge. Vermoedelijk was de Laageindse sluis kleiner, daar zij alleen voor de afwatering zal zijn gebruikt.

Eigenaren van het huis
Zo’n sluisje met daarop een huis was dikwijls het middelpunt van de directe omgeving, vooral als het tevens op de grens van twee gebieden was gelegen. Niet zelden werd er dan ook een borrel geschonken voor de gaande en de komende man. Van een herberg zal gezien de grootte wel geen sprake zijn geweest. Misschien was het een zogenaamde stille knip.
Soms kon een sluis de oorsprong zijn van een permanente bewoning eromheen. Dit kan men uit de naam afleiden, zoals bij Maasluis afkomstig van Maaslandssluis en hoeveel “Versluizen” zijn er niet in de omgeving?
Op 6 juni 1623 werd reeds melding gemaakt van een huisje op de sluis. Het polderbestuur van Middelkoop stelt dan de voorwaarden vast waarop Jacob Sybrandtsen het door hem gekochte huis op de sluis onder Oosterwijk mag bewonen. Het ligt voor de hand dat het bestuur het huis aan hem had verkocht, misschien met het oog op het naderende einde van de afwatering per plaatse. Eigenaardig is het daarom, dat op 5 juni 1665 Claes Jacobsz Vermeulen te Oosterwijk het bewuste huis weer aan het polderbestuur verkoopt. Uitdrukkelijk staat in voorgaande verkopen vermeld, dat het om het huis gaat en niet om de sluis. De laatste was dus nog in het bezit van de polder. Van het huis werd toen vermeld, dat het aan de binnenzijde van de dijk was gelegen. Sindsdien is het waarschijnlijk in particuliere handen gebleven, althans verschillende latere eigendomsover-drachten wijzen daarop. In 1677 is Adriaen Roelants, eigenaar van de buitendijks gelegen boerderij “De Bouwing”, betrokken bij de verkoop van het huis. Na 1670 waren achtereenvolgens eigenaar van het huis: Jacob Bouwensz, wiens zoon in 1705 de achternaam “van der Ka” draagt (zo genoemd naar de Laageindse kade, die oostelijk van de vliet liep), Hendrick Samuelsz, Saartjen Dircks, weduwe van Dirck Jacobsz, die het weer aan Hensdrick Samuelsz overdeed. Daarna Gijsbert Gerritsz, Bouwen Jacobsz, Gijsbert Cornelisz Coyman alias de Leeuw en in 1693 Teunis Petersz. In 1713 is er sprake van Jan Cornelisz van het sluiske. In 1741 dempte Walig Janse Verdugt, die op de Berendrecht (De Bouwing) woonde, de vliet vermoedelijk buitendijks. Daardoor verkreeg hij de gedempte vliet in eigendom. Ook mocht hij met toestemming van het polderbestuur de oude sluis in de dijk opruimen, echter alles op zijn kosten. Al deze werken kunnen een gevolg zijn geweest van de dijkbreuk op Klein-Oosterwijk in januari van het jaar 1741. Het is niet bekend of het huis daar toen nog stond.Wel bekende dit het definitieve einde van een vastgelopen afwatering.

Bronnen:
Rechterlijk Archief Leerdam.
Polderarchieven van de Vijfheeren-landen.
De Polder Klein-Oosterwijk van R. van den Berg 1983.

B.J. de Groot

Jaargang 5 nr. 5